Skip to main content

CBS-Rapport over Molukkers in Nederland. Wat zeggen de cijfers?

In 2020 bracht het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) het rapport ‘Molukkers in Nederland. De sociaal-economische positie van Molukse migranten, hun kinderen en kleinkinderen’ uit. Dat CBS rapport kwam als een verrassing. De laatste grote studie naar de sociaal economische positie van Molukkers was in 2001 verschenen: ‘Molukse jongeren in Nederland. Integratie met de rem erop’ van de hand van Justus Veenman. Daarna verschenen nog wel wat overzichten en regionale studies. Maar een groter overzicht leek er niet in te zitten omdat Molukkers ‘statistisch onvindbaar’ waren.

Het CBS had dus een ‘achterdeurtje’ gevonden, namelijk een koppeling van registraties over onder andere inkomen, onderwijs, medicijnverbruik aan een lijst met Molukse namen uit het bevolkingsregister, officieel de Basisregistratie Personen. Die namenlijst baseerden ze op de scheepslijsten van 1951. Niet helemaal duidelijk is hoe ze zijn omgegaan met Europees klinkende namen als De Jong. Het moet een behoorlijke exercitie zijn geweest, maar ook wel een beetje beangstigend dat het kan. Als het mogelijk is om op namen te zoeken in het bevolkingsregister en die te koppelen aan andere registraties, dan beschikt de overheid wel over veel gedetailleerde privé-informatie van ons. Zeker met de kindertoeslagenaffaire in het achterhoofd waarbij algoritmes leidde tot etnisch profileren, kan dat zorgelijk zijn.

Terug naar het CBS rapport ‘Molukkers in Nederland’ (04-02-2021). Wat zeggen de cijfers? Wat zit er achter? En zijn ze zorgelijk? Het is onmogelijk om op alle cijfers in te gaan. Een paar hoofdzaken. 

Aantallen

Laten we eerst kijken naar de totale cijfers en definities van generaties die worden gebruikt. Schattingen van de omvang van de gemeenschap schommelden tussen 50.000 en 70.000 personen. Op basis van de namenlijst heeft CBS berekend dat de Molukse bevolkingsgroep bestaat uit 71.000 personen, ongeacht of beide of een van de ouders van Molukse afkomst is. Volgens het CBS leefden in 2018 van de eerste Molukse migranten nog 8.000 personen. Dat klinkt wat vreemd als we bedenken hoezeer de eerste generatie, waarover we meestal spreken, al is uitgedund. Die is op slechts een paar handen te tellen.

“Voor het CBS zijn de ‘eerste generatie’ alle Molukse migranten die aan boord van de schepen zaten. Ook de 0 of 1-jarigen.”

Het hoge aantal van het CBS komt door de definities die zij gebruikt. In de meeste studies spreekt men over de eerste generatie als men de volwassenen in 1951 bedoeld en de tweede generatie als het om hun kinderen gaat. De wat oudere kinderen in 1951 worden aangeduid als bung en usi generatie. Het CBS hanteert een statistische definitie. Hoewel ze af en toe wel spreken over 2de en 3de generatie, gaat zij uit van ‘Molukse migranten’ hun ‘kinderen’ en hun kleinkinderen’. Voor het CBS zijn de ‘Molukse migranten’ alle mensen die aan boord van de schepen zaten. Dus ook de o of 1 jarigen. Samen met hun oudere broers en zusters en ouders de Molukse migranten vormen die baby’s de ‘Molukse migranten’ of eerste generatie. De aanpak van het CBS is begrijpelijk. Het nadeel is dat Molukkers met uiteenlopende ervaringen – bijvoorbeeld aan het einde van de woonoord-periode en pas eind jaren zeventig naar de basisschool – als een categorie worden beschouwd. 

Wonen

Vaak werd geschat dat zeker 60% van de Molukse gemeenschap buiten de wijk woont. Het CBS komt niet met een hard cijfer over wie er in de wijk woont. Wel heeft ze kunnen vaststellen dat 63% van de Molukkers in een ‘Molukse gemeente’ woont. Voor de eerste generatie ligt dat percentage het hoogst, voor de derde het laagst. Opvallend is dat het er meer mensen met vier Molukse grootouders in een ‘Molukse gemeente’ woont dan Molukkers met minder Molukse voorouders. Overigens is hier wel direct een disclaimer op zijn plaats. Alle tantes die met de schepen meekwamen, waarvan er 27,5% niet Moluks was, worden als Molukse grootouder gerekend.


Collectie Museum Maluku (coll. J de Lima, fotograaf niet bekend)

Niet alle cijfers die het CBS geeft zijn echt zinvol. Zo berekent zij dat vergeleken met de Molukse bevolkingsgroep (63%) slechts 35% van de Nederlandse bevolking in een Molukse gemeente woont. Met zo een vergelijking kun je eigenlijk alleen iets als gekeken was naar hoeveel Nederlandse bewoners nog in de gemeente wonen waar zij zijn geboren. Even weinig zeggend is de berekening dat Leerdam relatief de grootste Molukse populatie van Nederland heeft. Dat zegt alleen iets over de verhouding tussen het aantal Molukse en niet-Molukse inwoners, maar weinig over bijvoorbeeld de spreiding van Molukkers over Nederland. Zodra Leerdam fuseert met een andere gemeente dan kan Leerdam die ‘toppositie’ direct verliezen. 

Onderwijs

De onderwijspositie van Molukkers was tot nu toe in veel sociaal economisch onderzoek een punt van zorg. Veenman kwam in de jaren negentig tot hoopvolle conclusies. De tweede generatie was bezig met een inhaalslag en het zou mooi zijn als de derde generatie die zou voortzetten. In 2001 moest hij helaas constateren dat die vooruitgang er niet in zat. Het CBS komt tot eenzelfde conclusie. Molukkers haalden tussen 2013 en 2018 minder vaak een startkwalificatie (minimaal MBO 2), er was sprake van een hoge schooluitval en Molukkers behaalden een lager opleidingsniveau dan de Nederlandse bevolking. 


Fotograaf: O. Tatipikalawan (1985), Bron: Museum Maluku

Het CBS berekende ook of de onderwijsprestaties van Molukkers verschillend was vergeleken met Nederlanders in een vergelijkbare uitgangspositie. Een decompositieanalyse zoals dat zo mooi heet, dus waarvan de ouders een vergelijkbaar opleidingsniveau, inkomen en gezinssituatie hebben. De verschillen zijn dan een stuk kleiner. Dat stemt aan de ene kant positief. Het had ernstig geweest als de verschillen dan ook groot waren. Aan de andere kant stemt het pessimistisch want dat betekent dat de achterstand die vanaf de aankomst is opgebouwd niet lijkt te worden ingelopen.

“Het CBS vergeet te vermelden dat het lage onderwijsniveau deels resultaat is van de Nederlandse autoriteiten die de meeste Molukse leerlingen in de beginjaren naar het lbo doorverwezen.”

In de achtergrondschets van de onderwijspositie door het CBS zit wel een bijzondere omissie [‘nalatigheid, verzuim,’ Red.]. Zij schrijft dat de achterstanden hardnekkig waren en dat die mede waren veroorzaakt door het lage onderwijsniveau van de ouders. Volgens het CBS was het Nederlandse beleid er in het begin op gericht om Molukkers zoveel mogelijk Nederlands onderwijs te geven. Wat zij vergeet te melden is dat in de beginjaren de meeste Molukse leerlingen door de Nederlandse autoriteiten werden doorverwezen naar het lager beroepsonderwijs. Jongens naar de Lagere Technische School en meisjes naar de huishoudschool. 

Werk

De CBS verslaglegging over de positie van Molukkers op het gebied van werk volgt een vergelijkbaar traject met dat van onderwijs. Uit eerdere studies bleek al dat de arbeidsdeelname van Molukkers lager was dan van Nederlanders. Molukkers beginnen eerder met werken, bereiken minder hoge lonen en hebben vaker uitzendwerk waardoor ze een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben. De verschillen zijn echter niet groot en fluctueren per categorie. Zo werken 65 tot 75 jarige Molukkers iets meer dan Nederlanders. En werken Molukse vrouwen vergeleken met Nederlandse vrouwen iets vaker fulltime. Maar waarom dat is, kan niet uit de cijfers worden gelezen.


O. Tatipikalawan (1990), Bron: Museum Maluku

En opnieuw, als vergeleken wordt met een sociaaleconomisch vergelijkbare groep Nederlanders (de decompositieanalyse) dan blijken de verschillen een stuk minder zijn. Ze worden bijna miniem. De ‘kinderen van de migranten’ (tweede generatie) doen het dan beter, maar de ‘kleinkinderen’ juist weer slechter dan de Nederlanders. Dus kunnen we opnieuw concluderen dat de bestaande achterstand niet wordt ingelopen omdat de Molukse bevolkingsgroep gemiddeld genomen wat betreft werk blijft steken. 

Jeugdzorg, jeugdhulp en criminaliteit

In eerdere studies is niet apart aandacht besteed aan de positie van Molukkers in relatie tot de jeugdzorg en criminaliteit. Het CBS had schijnbaar ook toegang tot registers over jeugdbescherming, jeugdzorg en over verdachten van misdrijven.

In 2018 kregen Molukse jongeren iets minder jeugdhulp (steun voor de jongeren) dan Nederlandse jongeren. Volgens het CBS kregen jongeren met meer Molukse grootouders minder jeugdhulp dan jongeren met minder Molukse grootouders. Dat kan wijzen op ondersteuning vanuit de gemeenschap. Maar alleen op basis van de cijfers valt dat niet met zekerheid te zeggen. 


collectie Museum Maluku

Voor jeugdbescherming (ingrijpen van buiten voor de veiligheid van de jongere) lagen de cijfers anders. Daar scoorden Molukse jongeren anderhalf keer hoger dan Nederlandse jongeren. Waarom dat zo was kan niet uit de cijfers worden afgelezen. 

Voor cijfers over verdenking van Molukkers van een misdrijf gebruikte het CBS registraties tussen 2014 en 2018. Die wezen uit dat personen met een Molukse achtergrond bijna twee keer zo vaak van een misdrijf werden verdacht dan personen met een Nederlandse achtergrond (respectievelijk 10,7 en 6,2%). Molukse vrouwen waren, vergeleken met Nederlandse vrouwen iets meer verdacht van criminaliteit en, niet onverwacht maar een regulier patroon, jongeren werden vaker verdacht dan ouderen.

Probleem bij al deze analyse is dat aantallen weinig zeggen. Waar worden ze van verdacht? Geweldpleging? Financiële delicten? Ook voor criminaliteit voerde het CBS een decompositieanalyse uit. Ze kon de verschillen echter niet verklaren. 

Gezondheid

Het laatste domein dat het CBS heeft bestudeerd is gezondheid, zij het beperkt. Wat betreft medicijngebruik zijn alleen antidepressiva, antipsychotica en medicijnen tegen obesitas vergeleken, en er is gekeken naar de ziektekosten van Molukkers. Molukkers betalen minder ziektekosten omdat ze gemiddeld jonger zijn, ze slikken minder antipsychotica, maar ze slikken wel twee keer zoveel diabetisch medicijnen. Dat laatste is zorgelijk, want heeft met eetpatronen en beweging te maken.

Op zich zou hier een ‘decompositieanalyse’ op zijn plaats zijn geweest omdat obesitas kan samenhangen met de sociaaleconomische positie van mensen. Het CBS laat ons hier helaas in de steek. Mogelijk dat vanwege privacy geen verbinding tussen het bevolkingsregister en medicijngebruik gemaakt mag worden.

Dat roept wel de vraag op waarom het hoofdstuk gezondheid en eventueel ook ‘jeugdzorg’ in het CBS rapport is opgenomen. Als die niet gelijkwaardig aan onderwijs en werk vergeleken kan worden, wat is dan de toegevoegde waarde?

Moeten we ons zorgen maken?

Wat betekent het CBS rapport nu? Wat zeggen de cijfers en zijn die zorgelijk of niet? Het is tijd om de balans op te maken. Het is mooi dat er nu betrouwbare cijfers zijn over het aantal Molukkers in Nederland en hoeveel Molukkers nog in de Molukkers gemeenten wonen.

De cijfers over de onderwijs- en arbeidspositie stemmen tot nadenken. Het lijkt erop dat beide posities de laatste 20 jaar niet zijn veranderd. De decompositieanalyse (vergelijken met Nederlanders in dezelfde uitgangspositie) laat zien dat de posities van Molukkers lijken op de Nederlandse, dat lijkt positief. Maar het betekent ook dat de Molukse bevolkingsgroep als geheel wat betreft deelname aan onderwijs en arbeid nog steeds te maken heeft met achterstand. Wat de cijfers niet laten zien is hoe dat komt. Waar lopen Molukkers tegen aan? Er zijn wel degelijk Molukkers die betere posities wisten te bereiken. Welke wegen hebben zij bewandeld? Helaas geven de cijfers daar geen antwoord op. Daarvoor zou kwalitatief onderzoek moeten worden gedaan. 

“De waarom- en hoe-vragen komen direct bovendrijven bij cijfers over jeugdhulp en verdenkingen van misdrijven.”

Datzelfde geldt voor de verschillen die het CBS soms ziet tussen Molukkers met vier of minder Molukse grootouders, zoals bij de jeugdhulp. Is er een relatie en hoe werkt die? Eenzelfde verhaal geldt voor cijfers over medicijnen gebruik. Waarom bijvoorbeeld minder antipsychotica? Heeft dat met onderlinge steun te maken? En dat hoge cijfer voor die diabetisch medicijnen? Waarom? 

De waarom- en hoe-vragen komen ook direct bovendrijven bij de cijfers over verdenkingen van misdrijven. Waarom is die zo hoog? Heeft daarin misschien meegespeeld dat het Openbaar Ministerie tussen 2014 en 2018 onderzoek deed naar de motorclub Satudarah, om het te kunnen verbieden? Waardoor de combinatie Molukkers en criminaliteit even onder het vergrootglas lag? Of hebben de conflicten in meerdere Molukse wijken over de toewijzing van leegstaande woningen, waarbij een steen door de ruit ging of een huis beklad werd, daaraan bijgedragen? Op dit soort relevante vragen kan alleen antwoord komen als de cijfers meer inhoud krijgen. 

“De cijfers wijzen op zorgpunten op het terrein van welzijn, gezondheid en criminaliteit maar zeggen niet hoe dat komt.”

Het CBS rapport dat de Molukse bevolkingsgroep bij wijze van spreken een beetje uit de statistische schaduw heeft gehaald, heeft vooral een attenderende waarde. Het zegt ons dat de sociaaleconomische achterstand die er was maar slechts heel langzaam wordt ingelopen. Maar het laat ons niet zien hoe dat komt. De cijfers wijzen ook op zorgpunten op het terrein van welzijn, gezondheid en criminaliteit. Maar ze zeggen niet wat de werkelijke problematiek is, wat de achtergrond is en dus ook niet hoe je dingen kunt verbeteren. In die zin roept het rapport om kwalitatief vervolgonderzoek.

*Dit artikel verschijnt tegelijkertijd in Marinjo magazine

Molukse Dialogen goed bekeken

De kick-off van de serie Molukse Dialogen op zondag 6 december jl. kende een flitsende start. Via de kanalen Facebook en YouTube keken meer dan 400 mensen mee en vond er online een levendige discussie plaats. Het panel bestond uit een gezelschap van Molukse Nederlanders met een diversiteit aan achtergronden. Terugkijken kan via YouTube.

De kick-off van Molukse Dialogen was een groot succes.

De organisatie was in handen van Moluks Historisch Museum, Zwart x Oranje, Nusantara Amsterdam en Heka Leka Global. Allen kijken terug op een geslaagde kick-off. Henry Timisela (directeur MHM): ‘Het is goed om te kijken naar wat de Molukse gemeenschap verbindt en daar respectvol met elkaar over te praten. De veelkleurigheid van de Molukse gemeenschap is bijzonder. De panelleden lieten dat gisteren zien en ook online zagen we dit terugkomen. Het gesprek werd uitstekend geleid door Joaniek en Jeftha en dat was geen makkelijke klus, ze hebben een mooie prestatie geleverd . We zijn dankbaar voor alle positieve reacties, mooie feedback en hebben het idee dat we hiermee op de goede weg zijn. Op naar een vervolg.’

Online moderatie door (vlnr) Surya Nahumury en Glenda Pattipeilohy.

Via de sociale media kanalen van het MHM is het nog altijd mogelijk om input te geven over hoe de komende sessies er (inhoudelijk) uit moeten zien. We zien al thema’s voorbijkomen als huisvesting, Molukse geschiedenis van voor de koloniale periode en uitvoering van de adat.

fotografie: A. Nasarany

We gaan het samen ontdekken

In de eerste week als directeur van het Moluks Historisch Museum sprak ik hier mijn verwachting uit. En veel meer kon ik niet melden. Dat was in maart. Corona gooide roet in het eten voor de programma’s die het MHM in 2020 wilde aanbieden. In het Museum Sophiahof te Den Haag, waar wij kantoor houden, werd het onmogelijk om live bijeenkomsten te organiseren. Dus moesten we online creatief zijn. Dat resulteerde in meer artikelen op de website en zichtbaarder zijn op sociale media. En een Molukse expositie in Den Haag? Nu nog niet. Daar kom ik later op terug. 

Ondertussen gebeurde er veel in Moluks Nederland. Van solidariteitsvideo’s tot protesten. Van een booming Molukse kunstenaarsscene, high quality videoclips tot onenigheden in Molukse wijken. Meer dan eens wisten organisaties het MHM te vinden voor advies op basis van historische feiten. Gelukkig heeft het MHM in Huib Akihary een uitstekende conservator en kon ik regelmatig verwijzen naar hoogleraar Fridus Steijlen. En natuurlijk de historici en erfgoeddeskundigen in mijn netwerk. Al mijn voorgangers waren zelfs historici. Ik ben dat niet. Maar wat is dan mijn rol? 

Al mijn voorgangers waren allemaal historici. Maar wat is dan mijn rol?

Om daar antwoord op te vinden spoel ik even terug. Ik was begin twintig en bezocht meer dan regelmatig het MHM dat toen nog in Utrecht gevestigd was. In die periode werkte ik ook voor het Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers. Altijd op zoek naar goede gesprekken over identiteit. Vaak vond ik ze. Ik vond ze overigens vaker als ik er niet naar zocht. Maar dat terzijde. Ze waren waardevol en ik denk er nu vaker aan.

In een leven dat daarop volgde werkte ik in de media. Als journalist, eindredacteur, programmaleider. Dat was nog lang voordat ik als producent met mijn broer theaterproducties maakte en overal in het land in uitverkochte zalen mocht spelen. Geschoold op de redactie van radiozender FunX leerde ik dat diversiteit de sleutel is naar succes. Die lessen heb ik altijd meegenomen waar ik werkzaam was. En nu dus hier. Ik geloof in de veelkleurigheid en meerstemmigheid van de Molukse gemeenschap. Wereldwijd, op de Molukken en in Nederland in het bijzonder. Het is juist die verscheidenheid aan achtergronden die de gemeenschap zo mooi maakt. En daarbij sluiten we niemand uit. Inclusief denken dus. 

In de jaren negentig van de vorige eeuw was ik vaak in het MHM in Utrecht te vinden.

In deze twee modebegrippen vat ik mijn visie voor het MHM samen. Tonen hoe divers de Molukse gemeenschap is. En dat er geen uitsluiting mag zijn. Verschil in religie, politieke opvatting, negeri of wijk-afkomst, het zijn allemaal onderdelen van een bijzondere gemeenschap. Met name de veerkracht van die veelkleurige Molukse gemeenschap is er een om zichtbaar te maken aan een groter publiek. Om die reden kan ik mij helemaal vinden in het onlangs gepubliceerde interview met generatiegenoten Romy Rondeltap en Jeftha Pattikawa, met de veelzeggende titel: ‘Tijd voor nieuwe verhalen van Molukse Nederlanders‘. Reken er maar op dat het MHM deze boodschap uitdraagt. 

Om die reden starten we zondag 6 december 2020 met de serie Molukse Dialogen, waarin we diversiteit en inclusie binnen de gemeenschap bespreken. Het is een livestream, dus je kunt het online volgen. Bovendien is het volgend jaar exact 70 jaar geleden dat de eerste grote groepen Molukkers in Nederland arriveerden. We zullen daar in 2021 bij stilstaan met een herdenking en aansluiten bij vele landelijke en regionale (Molukse) initiatieven. Natuurlijk gaan we ook programma’s aanbieden. Online en/of offline. We gaan het samen ontdekken.

De afgelopen periode verzorgde het MHM workshops Molukse geschiedenis, bij gebrek aan een Molukse expositie.

Ook schoof ik aan (de digitale) tafel met andere instituten die aandacht besteden aan het Molukse verhaal. Denk hierbij aan onder andere het Nationaal Archief en Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en het Rijksmuseum in Amsterdam. Ook het Westfries Museum in Hoorn heeft volgend jaar aandacht voor Banda en wijdt een online-exposite aan de nootmuskaat en, hoe kan het ook anders, Jan Pieterszoon Coen en de Banda genocide. Het MHM blijft hierin niet stil. Dat de link naar Maluku relevant is in mijn werkzaamheden bleek eerder dit jaar. Ik mocht voor de internationale organisatie Basudara Maluku Global een lezing verzorgen over de geschiedenis van Molukkers in Nederland. Samangat samasekali! 

Workshop Molukkers in Nederland voor een groep HBO studenten, oktober 2020

Ik zou nog terugkomen op exposeren, want we zijn tenslotte een museum. Vanaf maart tot november 2021 nodigen wij Molukse kunstenaars uit om in onze ruimten hun werk te tonen. Deze wisselexpositie laat de veelzijdigheid aan disciplines zien in de Molukse gemeenschap. Kunstenaars met internationale allure zoals Mirjam Manusama, Dominique Latoel en Suzette Huwae hebben hun medewerking al toegezegd. Tijd voor nieuwe verhalen dus. En er komt een gloednieuwe tentoonstelling aan in december 2021. We gaan het samen ontdekken.

Tot slot. Met het MHM team en alle vrijwilligers zetten we de schouders eronder om het Molukse erfgoed te bewaren, uit te breiden en een podium te geven. Uw support is daarin onmisbaar en uw steun zien wij ook graag terug in 2021. Heel veel dank daarvoor. 

Blijf gezond! 

Henry 

Coverfoto: scherm tijdens voorbereiding livestream Molukse Dialogen

Delegatie Aponno, de eerste stappen naar een overkomst

Volgend jaar, 2021, is het 70 jaar geleden dat 12.500 Molukkers – grotendeels ex-KNIL militairen en hun gezinnen – in 12 transporten naar Nederland kwamen. Dat was in maart, maar de eerste stappen naar die overkomst werden eigenlijk al in december 1950 gezet. Tijdens een rechtszaak bedong de delegatie onder leiding van sergeant majoor Aponno, dat de Nederlandse staat Molukkers niet mocht laten afvloeien op gebied dat onder de controle stond van de Republiek Indonesië. Recent las ik het vonnis van 21 december 1950 weer eens. Daar stonden interessante dingen in. Maar waarom spande de delegatie Aponno een rechtszaak aan en waarom was dat achteraf gezien de eerste stap naar de overkomst?  

Op 26 juni 1950 was het KNIL officieel opgeheven. Alle KNIL militairen die op dat moment nog niet waren gedemobiliseerd, dat waren in ieder geval nog een kleine 4.000 Molukse mannen in dienst van het KNIL, kregen tijdelijk de status van Koninklijke Landmacht (KL). Dat was de enige manier om ze onder Nederlands gezag te houden. Een mes dat aan twee kanten sneed: ze moesten opdrachten blijven opvolgen en tegenover de Indonesische overheid bleef Nederland ook verantwoordelijk voor ze.  
 

Maar waarom spande de delegatie Aponno een rechtszaak aan en waarom was dat achteraf gezien de eerste stap naar de overkomst? 

Het recht van een KNIL militair was afvloeiing op plaats van herkomst of van keuze. Voor veel van de Molukse KNIL mannen was dat na de RMS proclamatie de Molukken geworden. Voor de Indonesische en Nederlandse overheid was die plaats onacceptabel omdat zij de RMS als een opstand beschouwden. Het wantrouwen naar de Nederlandse overheid onder de Molukse KNIL militairen groeide. Men was er niet zeker van de Nederland hen niet zou dwingen om ter plekke, dus op grondgebied van de Republiek Indonesië, af te vloeien.  

Delegatie Aponno naar Nederland
Om daar een stokje voor te steken werd in augustus een delegatie naar Nederland gestuurd om rechtstreeks met de Nederlandse overheid te spreken. Deze delegatie onder leiding van sergeant majoor F.A. Aponno bestond verder uit dominee A.Z. Sahetapy, korporaal Ch.P. Tauran, sergeant J. Siauta en de sergeant majoor J. Kapel. In Nederland werden ze ontvangen door de koningin, door politici en door de organisatie ‘Door de Eeuwen Trouw’ (DDET). DDET zorgde ook voor juridische ondersteuning.  
 
In eerste instantie probeerde Aponno en zijn delegatie de Nederlandse staat begin december 1950 via een vordering te dwingen om de Molukse ex-KNIL militairen die op Java waren ondergebracht over te laten brengen naar Ceram. Dit was een van de vrije gebieden in de Zuid Molukken – bedoeld werd dus onder de RMS –  of naar Nieuw Guinea. In het vonnis las ik dat dat Aponno de Nederlandse regering op 4 december beval om op 7 december aan te geven waar ze de Molukse militairen heen bracht. De Nederlandse reactie was om niet in te gaan op de eis, maar Aponno en de zijnen het bevel te geven terug te gaan naar Indonesië. Bovendien kregen zij daarna ook geen rijstmaaltijden meer op de Frederikskazerne waar zij schijnbaar verbleven. 
 

De rechter stelde de delegatie Aponno op 21 december 1950 in zijn gelijk en vonniste dat de Nederlandse staat de Moluks ex-KNIL militairen zonder hun toestemming niet mocht laten afvloeien op door de Republiek Indonesië beheerst gebied. 

Deze Nederlandse non-reactie kon alleen maar worden beantwoord met een kort geding, anders zou Nederland de militairen alsnog op Java op straat kunnen zetten. In het geding eiste de delegatie Aponno niet meer waarheen de ex-KNIL militairen moesten worden afgevloeid, maar definieerde ze waar men niet gedemobiliseerd wilde worden. Dat was dus al het gebied dat door de Republiek Indonesië werd beheerst. Daar immers zouden de ex-KNIL militairen en hun gezinnen ‘gevaar voor leven en vrijheid’ lopen. Met die eis viel eigenlijk heel Indonesië af voor demobilisatie, ook de Zuidoost Molukken die eerder nog wel in beeld waren. Maar ook Ceram – in het hypothetische geval dat Nederland de ex-KNIL militairen daarheen zou willen brengen- verviel als demobilisatie plek omdat een groot deel van het eiland al weer in handen van Indonesië was. 

De rechter stelde de delegatie Aponno op 21 december 1950 in zijn gelijk en vonniste dat de Nederlandse staat de Moluks ex-KNIL militairen zonder hun toestemming niet mocht laten afvloeien op door de Republiek Indonesië beheerst gebied. Het vonnis werd in hoger beroep en in cassatie bevestigd. Door dat vonnis werd de Nederlandse overheid slechts gedeeltelijk afhankelijk van de wensen van de Molukse ex-KNIL militairen. Zij konden alleen op Indonesisch gebied kunnen worden gedemobiliseerd met toestemming. Maar daar buiten? Daar hoefde schijnbaar geen toestemming voor te zijn. We weten nu dat dat Nederland werd en dat daar een spel van al of niet echte keuzes aan vooraf ging. Een spel waarin overigens ook de delegatie Aponno een rol speelde. Maar dat is iets voor later.  

Bij herlezing van het vonnis viel nog iets anders op. Er lijkt een soort vooraankondiging van ontslag bij aankomst in te staan. Niet aangezegd door de Nederlandse Staat, maar geformuleerd door de advocaat van de delegatie Aponno. Deze lijkt van mening te zijn dat de rechter uitspraak moet kunnen doen omdat de situatie van de ex-KNIL militairen urgent is: “doordat hier dreigende inbreuken zijn zowel op het leven althans op de vrijheid van de ongewapende oud-KNIL militairen, die burgers zijn vanaf het ogenblik, dat zij in de plaats van afvloeiing aan land zijn gezet”. Dat klonk niet goed, want wie definieerde uiteindelijk de ‘plaats van afvloeiing’?  

Molukse Dialogen

Zondag 6 december vindt er een panelgesprek plaats in Museum Sophiahof te Den Haag met Molukkers van de tweede en derde generatie. Dit is georganiseerd vanuit het Moluks Historisch Museum, Nusantara Amsterdam, Zwart x Oranje en Heka Leka Global. Deze Molukse dialogen worden live gestreamd via YouTube en Facebook. Het eerste blok begint om 12:30 uur. Het tweede blok om 14:30 uur.

Bekijk hier de uitzending terug.
(update maandag 7 december 2020)

In de eerste sessie stellen we de vraag centraal in hoeverre het Molukse geschiedverhaal en de informatie die over de Molukse gemeenschap in Nederland wordt gedeeld inclusief is. Kan iedereen zich in dat verhaal en die informatie herkennen? En als dat niet het geval is, wat wordt gemist in dat verhaal? Vinden de panelleden dat de beeldvorming over Molukkers in Nederland die beter aansluit bij de werkelijkheid, of nemen bijvoorbeeld het KNIL en het RMS verhaal te veel plaats in als het gaat om de geschiedenis van Molukkers in Nederland?

Hoe inclusief is het geschiedverhaal van Molukkers in Nederland?

Molukse dialogen, 6 december 2020

Aan het begin van deze sessie leggen we aan het publiek de volgende mentimetervraag voor: wat zijn voor jou de drie belangrijkste kernwoorden die in het Molukse verhaal thuishoren? Deze vraag zal een word-cloud opleveren waar we met panelleden over willen spreken als brug naar meer discussie met de ‘zaal’.

In de tweede sessie willen we kijken naar de vraag wat te doen om het Molukse verhaal voor de gemeenschap inclusiever te maken. Wie moet dat doen, nieuwe landelijke organisaties? Hoe moeten ze dat doen en wat moet er in ieder geval verteld worden? En welke generaties moeten dit doen? We hoeven niet met een sluitend antwoord te komen maar hopen vooral een inspirerende discussie te hebben die haakjes oplevert voor toekomstige initiatieven.

Aan het begin van deze sessie leggen we aan het publiek de mentimetervraag voor of er behoefte is aan een nieuwe landelijke organisatie die het Molukse verhaal vertelt of een bestaande organisatie (zoals de stichtingen, het MHM). Ook deze vraag zal weer een word-cloud opleveren.

Tegen het einde van deze discussie stellen we nog een mentimetervraag of men drie steekwoorden kan geven voor wat in ieder geval in de toekomst in het Molukse verhaal verteld moet worden.

Joaniek Vreeswijk en Fridus Steijlen zullen de discussie met de panelleden moderaten. Surya Nahumury en Glenda Pattipeilohy doen de online moderatie.

Tijd voor het Molukse perspectief

De graphic novel ‘Molo Uku – Legacy of a Golden Era’ vertelt over de aankomst van de VOC op Maluku vanuit Moluks perspectief. In dit fictieve verhaal zijn allerlei elementen opgenomen uit de Molukse geschiedenis die vanuit mondelinge overlevering zijn overgedragen. Waargebeurde events, personen die symbool staan voor elementen uit de cultuur. Dat allemaal in een unieke verhaallijn met geweldige artwork. Het boek is een creatie van docent en ondernemer Erno Pickee.



Het doel van dit stripboek is om de lezers te inspireren meer te willen weten over hun geschiedenis. En daarmee de gemaakte fouten (h)erkennen om ervan te leren. Om uiteindelijk dichter bij elkaar te komen. Dan kunnen we eindelijk deze zwarte bladzijde uit onze geschiedenis omslaan en werken aan dingen waar het echt om gaat. Pickee: “ We moeten onze wereld verbeteren voor de mensen die het van ons erven – onze legacy.”

Ruimte maken
Erno Pickee is een ondernemende docent. Hij geeft ondernemend les en geeft les tijdens het ondernemen. Zijn moeder is Moluks en zijn vader is Nederlands. Het samenleven en het conflict van deze twee achtergronden leeft in hem. Daarom is hij erop gebrand om dit perspectief van de VOC vertellen om zo het conflict te verminderen en er meer ruimte ontstaat voor “samen”. Dit doet hij middels een oud docent gegeven:

Tell you and you’ll forget
Show you and you will remember
Involve you and you’ll understand



Pickee vervolgt: ‘Het gaat om het creëren van betrokkenheid, het doen ontstaan van vragen als: “Is het echt zo gebeurd?” -“Waarom hebben we dit zo kunnen laten gebeuren?” – “Waarom wist ik dit niet?” Dan kom je erachter: “Realiteit is harder dan fictie ooit kan zijn”. Your legacy is someone else’s heritage.

Meer informatie op molouku.com

Nieuwe historische bril laat slavernij in Azië zien

Column door prof.dr. Fridus Steijlen

Eind september werd het boek ‘De slavernij in Oost en West; Het Amsterdam onderzoek’ gepresenteerd. Drie dagen later gevolgd door kleinschalige seminars over de thematiek op verschillende plaatsen in de stad. Dat laatste uiteraard vanwege de corona-maatregelen. ‘De slavernij in Oost en West’ is een bijzonder boek. Het is een state of the art, zoals men dat wel noemt, een weergave van wat al bekend is. Eenenveertig schrijven in het boek over uiteenlopende zaken met betrekking tot Amsterdam en slavernij.

Het boek

De aanleiding voor het boek is de wens van het gemeentebestuur om namens het stadsbestuur excuses te maken voor de rol van Amsterdam in de slavernij. Maar, zo was de redenatie, dan moest men wel weten waarvoor excuses gemaakt moesten worden. Nieuw onderzoek zat er vanwege de tijd – een klein jaar – niet in. Dus werd het een overzicht met meer dan 40 bijdragen over de vervlechting van Amsterdam en haar stadsbestuur in de slavernij. Het gaat over de rol van het stadsbestuur en de stadsbestuurders, over wat de bevolking ervan mee kreeg en hoe die ook te maken hadden met producten die met slavernij waren gemaakt, maar het gaat ook over hoe dat verleden nog steeds doorwerkt in het heden.

Je gaat zien hoe sterk slavernij verweven was en soms nog is, in de haarvaten van de samenleving.

Ik had de eer om zitting te nemen in de wetenschappelijke begeleidingscommissie. Je kijkt dan mee in de keuken en kan zien hoe de auteurs en redactie (ook beeld redactie) keihard werken om een kwalitatief gedegen eindproduct te leveren. Maar je mag dan ook eerder dan anderen ‘proeven’ van dat eindproduct, want je wordt geacht mee te lezen.

Eerlijk gezegd twijfelde ik even toen ik begon aan de ruim veertig korte hoofdstukken. Kleine stukjes geschiedenis over veel verschillende dingen. Maar hoe meer ik ‘proefde’ en las kwam het manuscript steeds harder binnen. Het was alsof je een duizend-stukjes-puzzel legt en naarmate meer stukjes op tafel liggen ontrafeld zich het totaal. En dat was ongelooflijk. Je gaat zien hoe sterk slavernij verweven was en soms nog is, in de haarvaten van de samenleving. De beurtschippers die vanuit Amsterdam suiker of specerijen naar het achterland vervoerden leefden ook van de goederen geproduceerd door tot slaaf gemaakten. Tegenwoordig hechten we aan een keten-verantwoordelijkheid, dat wil zeggen dat winkels moeten kunnen garanderen dat hun producten niet zijn gemaakt door kinderarbeid of slavenarbeid. Keten-verantwoordelijkheid is van nu en zeker niet van toen. Maar je gaat je ook realiseren dat de aandacht die altijd uitging naar de trans-Atlantische slavenhandel en uitbuiting op de plantages, hoe terecht ook, je zicht belemmerde. Want ook in wat zo Nederlands ‘de Oost’ heet was wel degelijk sprake van slavernij.

Wat leerde je?

In de dagen voor de boekpresentatie vroeg een Molukse vriend mij wat ik van het manuscript had geleerd. ‘Veel’ vertelde ik hem, maar een ding in het bijzonder. Dat is dat we een nieuwe bril nodig hebben om naar de koloniale geschiedenis in Azië, in Indonesië en in de Molukken te kijken.

Eigenlijk hebben we lang in eufemistische woorden over vormen van slavernij en dwangarbeid gesproken en geschreven. Als we het over de perken op Banda hadden, na de moordpartij door JP Coen in 1621 hadden we het wel over de tot slaaf gemaakten die men kreeg om de perken te bewerken, maar we spraken niet echt over de perkeniers die ook slachtoffer waren van dwangarbeid. We spraken over een ‘monopolie’ op de specerijenhandel, wat klinkt als een economisch mechanisme, maar in feite werden Molukse boeren gedwongen te werken voor een prijs die de VOC hen oplegde. Ook dat is een vorm van gedwongen arbeid. In de latere koloniale periodes hebben we het over herendiensten als een vorm van belasting, maar dan  hebben we het toch eigenlijk ook over gedwongen arbeid en ontneming van vrijheid door een vreemde overheerser. En wat te denken van de vrouwen die als nyai als eigendom door koloniale heren werden behandeld. Gelukkig wordt daar de laatste tijd over geschreven, maar te lang was dat een ‘gegeven. Ook ontheemding kwam stelselmatig voor in Azië. Ook daar werden tot slaaf gemaakten van de ene plek naar de andere gebracht en verhandeld. Die handel was minder een ‘specifieke economische activiteit’ van de Verenigde Oost Indische Compagnie, zoals die dat wel was van de West Indische Compagnie. Daardoor stond het minder op de voorgrond, maar het gebeurde wel.

Wat ik geleerd heb, vatte ik samen, is dat we een nieuwe bril voor de koloniale geschiedenis in Azië nodig hebben. Eentje die beter zicht geeft op de gedwongen arbeid en de slavernij. Niet om een wedloop in slavernij tussen ‘de Oost’ en ‘de West’ te beginnen. De impact van de trans-Atlantische slavernij is nog altijd zeer voelbaar, die in Azië ook. Maar we hebben het te lang eufemistisch weggemoffeld in economisch jargon. Het is belangrijk om het te gaan zien en te benoemen. Dan kunnen we de verschillen en overeenkomsten ontdekken en stappen maken.

Fort Belgica op Banda Neira

Het moment

Dat waren mijn lessen vertelde ik mijn vriend. En toen kwamen de presentatie en de seminars, met veel aandacht in de media. Ik realiseerde me toen dat het gemeentebestuur van Amsterdam, vermoedelijk zonder vooropgezet plan, een momentum had gecreëerd. Ze hadden excuses kunnen aanbieden en dan hadden we wat kunnen discussiëren over die excuses. Nu ontstond een moment voorafgaande aan die excuses waar de bestaande kennis over het slavernij verleden van Nederland en in het bijzonder die van Amsterdam samengebald in de spotlights stond. Daarin werd gesproken over slavernij wereldwijd en dus ook in ‘de Oost’, daar werd gesproken over Banda als een van de eerste plaatsen waar Nederlanders stelselmatig tot slaaf gemaakten hadden gebruikt. En heel Nederland was er getuige van.

Dit is het moment om een nieuwe historische bril op te zetten en opnieuw te kijken naar het kolonialisme in relatie en slavernij in Azië.

Kalau dapat meja putih, jangan lupa lesa

De Molukse gemeenschap in Nederland leeft in een bijzondere periode. In de afgelopen jaren jubileren verschillende steden en dorpen het vijftigjarig bestaan van hun Molukse wijk en volgend jaar is het zeventig jaar geleden dat de eerste generatie Molukkers in Nederland arriveerden. Vorig jaar begon ook de Drentse wijk Bovensmilde met activiteiten om het vijftigjarig bestaan van de Molukse wijk te vieren. Toen mij werd gevraagd om te spreken bij de opening van dit bijzondere jaar kwamen meteen vele gedachten en vragen bij mij naar boven. Hieronder vindt u een deel van mijn speech die ik op die dag mocht voordragen. Ondanks dat ik een derde generatie Molukker ben en ik mijn gedachten over de Molukse cultuur graag met u wil delen, betekent dit niet dat dit een algemene gedachtegang is onder de derde generatie Molukkers. Desalniettemin denk ik dat het goed is om hierover te praten…

Kalau dapat meja putih, jangan lupa lesa. Don’t forget your roots.

Voor een derde generatie Molukker in Nederland is het soms moeilijk om je aan deze ogenschijnlijk simpele regel te houden: nooit vergeten waar je vandaan komt. Ik denk dat meerdere van mijn Molukse leeftijds- en generatiegenoten met mij van mening zijn dat de Molukse cultuur in Nederland een ingewikkelde cultuur is. Wanneer wij aan studiegenoten, collega’s of anderen uit moeten leggen wat nou zo speciaal is aan “ons Molukkers,” komen we vaak snel uit bij verhalen over lekker eten en muzikale families. Maar zijn wij niet meer dan dat? Doen wij onszelf niet te kort als we slechts spreken over dit soort basale dingen?

De Molukse cultuur is rijk aan zoveel ideeën, tradities en onderdelen waarvan ik eigenlijk weinig tot geen inhoudelijke kennis heb. De ideeën van de pela, gandong, adat, misschien zelfs de ware betekenis van de RMSAl deze termen laten bij mij vaak wel een belletje rinkelen, maar wat houden ze precies in? Wat zijn bijvoorbeeld de specifieke regels en tradities die bij een pela relatie horen? Wat is de precieze betekenis van de adat en hoe verschillen die per familie of kampong? In hoeverre is de RMS opgericht voor iemand als ik en wat betekent de RMS voor iemand als ik, een adolescent, geboren en getogen in een westerse cultuur, opgegroeid in een duale samenleving met zowel Molukse als westerse normen en waarden, proberend een carrière op te bouwen in een westers land? Mag ik deze vragen überhaupt wel stellen, of moet ik zelf opzoek naar antwoorden? Ik moet u eerlijk bekennen, ik heb geen idee.

Tijdens het schrijven van dit monoloog werd mij duidelijk hoe belangrijk de generatie van mijn opa’s en oma’s was en is voor de Molukse cultuur. Deze woorden zijn gericht aan mijn oma uit Waalwijk.

Zelfs al wil ik vast blijven houden aan alle rituelen, ideeën en tradities, soms moet ik iets los durven laten omdat het beperkend kan werken voor mijn eigen ontwikkeling.

Oma, toen u in 2015 overleed, voelde het alsof de laatste direct tastbare link met mijn geschiedenis, mijn cultuur, mijn achtergrond ophield te bestaan. De eerste generatie hield en houdt voor mij een “autoriteit” als het gaat om de Molukse cultuur in Nederland. En met een logische reden, u bracht de cultuur zoals wij het kennen, zoals ik het denk te kennen, naar Nederland. Zonder de directe aanwezigheid van u als zo een autoriteit was ik bang mijn roots te verliezen. Wat had u mij allemaal geleerd en nagelaten? Hoe moest ik de cultuur die u hierheen heeft gebracht in stand houden terwijl ik er eigenlijk zo weinig van afwist? En misschien wel het belangrijkst, hoe zou ik ervoor kunnen zorgen, met mijn leeftijds- en generatiegenoten dat u met trots neer kon kijken hoe wij verder gingen toen u niet meer kon…?

In de eerste maanden na uw overlijden heb ik veel nagedacht over wat “een Molukker zijn” nou eigenlijk betekende. En eigenlijk ben ik daar nog steeds niet over uit. In de bijna 20 jaar dat ik u heb mogen kennen heeft u mij verschillende dingen op het hart gedrukt. Bijvoorbeeld: “Bedank God elke ochtend als je opstaat en elke avond voor het slapen…” Geloven staat voor veel Molukkers boven alles denk ik. Het is een onmisbaar onderdeel van onze cultuur waar vele andere tradities op gebaseerd zijn. Hierdoor misschien wel tegelijk het sterkste en zwakste onderdeel van onze cultuur. Ondanks dat we waarschijnlijk allemaal geloven wordt het elke dag steeds meer een uitdaging om religieus te zijn in de westerse wereld. Het is te zien aan mijn christelijke leeftijds- en generatiegenoten. We blijven de christelijke normen en waarden volgen, maar zijn niet elke zondag meer in de kerk te vinden zijn of lezen dagelijks uit de Bijbel. We geloven nog steeds, maar op een “moderne” manier.

Daarnaast had u het over het belang van de familie. En in het verlengde daarvan de wijk, de kumpulans en de algehele Molukse gemeenschap. Met kerst moesten alle gezinnen samen thuis zijn en we moesten van u minimaal eens per jaar allemaal samenkomen. En dat doen we nog steeds. Ondanks dat ik buiten een Molukse wijk ben opgegroeid ben ik me ervan bewust hoe gezegend ik me mag voelen met een Molukse familie en onderdeel mag zijn van de Molukse gemeenschap. Ik heb mijn opa en oma Hully nooit gekend, maar via de verhalen van mijn ooms en tantes worden hun verhalen en wijsheden toch aan mij doorgegeven. Maar ook familielijnen en familieverhalen vervagen en veranderen. Mijn tante in Negerilama op Ambon vroeg me: “Inda suda campur keturunan?” , toen ik haar vertelde over mijn vriendin van Nederlandse afkomst. Hiermee wees zij mij eigenlijk op het feit dat ik mijn Molukse nageslacht aan het veranderen was. Zeker voor ons als Molukkers in Nederland is het lastig om vast te houden aan deze familiebanden die steeds meer vervagen per generatie. Maar met samenwerkingsverbanden als wijkorganisaties en kumpulans komen we al een heel eind. Toch?

Terwijl ik mijn bijdrage over dit “gesprek over onze cultuur” aan het voorbereiden was, werden mij twee belangrijke dingen duidelijk gemaakt. Ten eerste, bepaalde dingen moet ik vasthouden omdat het mij onderscheidt van een ander. Ondanks dat we allemaal gelijk zijn, zijn we ook allemaal uniek en dat hoeven we niet te vergeten. Ten tweede, bepaalde dingen moet ik aanpassen omdat het nou eenmaal niet past in de samenleving waarin ik leef. Zelfs al wil ik vast blijven houden aan alle rituelen, ideeën en tradities, soms moet ik iets los durven laten omdat het beperkend kan werken voor mijn eigen ontwikkeling. Aan ons nu de taak als derde, vierde, vijfde generatie etc. om te bedenken wat we kunnen vasthouden en wat we moeten aanpassen of toevoegen aan de Molukse cultuur. Want is dat voor ons niet de mooiste manier om onze opa’s en oma’s te eren? Om onze cultuur niet alleen te herinneren zoals zij het naar Nederland brachten, maar om het door te blijven ontwikkelen zodat het zelfs in een westerse natie als Nederland kan blijven bestaan.

Oma, u zei me altijd mijn best te doen op school, met de achterliggende gedachte om er hier het beste van te maken. God heeft ons niet voor niks naar Nederland gebracht: “laat zien wat Molukkers kunnen…” Ik denk dit een goed uitgangspunt is om vanaf te beginnen.

Ana Maluku buka mata. E kas tunju dunia e.

Column door Joaniek Vreeswijk

Afgelopen 9 augustus was ik bij de manifestatie voor inheemse volkeren in Amsterdam. Deze datum is door de VN uitgeroepen tot de officiële internationale dag voor inheemse bevolkingsgroepen met als doel bewustwording en bescherming van de rechten van de inheemse volkeren wereldwijd. En dat is nodig, want er zijn genoeg natiestaten die de rechten van inheemse volkeren systematisch schenden. De VN aanvaardden in 2007 een ‘Verklaring over de rechten van inheemse volken’. Enkele landen met belangrijke inheemse minderheden stemden tegen de verklaring, waaronder de VS, Canada, Nieuw Zeeland en Australië. Deze dag is ook uitgeroepen voor erkenning van hun bijdragen aan milieu en natuurbescherming. Vooral nu, in tijden van een pandemie en klimaatverandering, hebben we hun traditionele kennis, stemmen en wijsheid nodig.

Door eeuwenlange kolonisatie vindt genocide, ecocide, bedreiging en onderdrukking van inheemse volkeren nog altijd plaats. Dit door toedoen van moderne natiestaten en kapitalisme, die via hun neokolonialisme de rechten van inheemse volkeren schenden. Hun leefomgeving wordt systematisch vervuild, land wordt onteigend en de bevolking ontheemd voor de winst van grote multinationals met steun van natiestaten. In het kader van de continuerende mensenrechtenschendingen en het belang van natuur regeneratie riepen vertegenwoordigers van diverse inheemse bevolkingsgroepen op om dekolonisatie en herstel. Building the Baileo was medeorganisator van de manifestatie en Romy Rondeltap sprak namens deze organisatie, die staat voor behoud en overdracht van de Molukse cultuur en identiteit.

Inheemse volkeren, zoals de inheemse stammen op Seram bijvoorbeeld, houden nog veel tradities  van onze voorouders in ere. Deze bevolkingsgroepen worden geconfronteerd met voedselonzekerheid als gevolg van het verlies van hun traditionele gronden en territoria door bijvoorbeeld de aanleg van palmolie plantages. Ze worden op die manier geconfronteerd met nog grotere uitdagingen om toegang te krijgen tot voedsel. Met het verlies van hun traditionele middelen van bestaan worden veel inheemse volkeren, die in traditionele beroepen en zelfvoorzienende economieën of in de informele sector werken, nadelig beïnvloed.

Vooral nu, in tijden van een pandemie en klimaatverandering, hebben we hun traditionele kennis, stemmen en wijsheid nodig.


Veel Molukkers stammen af van de Alifuru, de inheemse bevolking uit de binnenlanden van de Molukken. Uitzonderingen daargelaten. De inheemse bevolking van Tanimbar bijvoorbeeld kennen een andere overlevering. Alifuru beoefenden een natuurgodsdienst waarbij voorouderverering centraal staat. Een kenmerk van de religie is het animisme – het geloof dat geesten zich in allerlei voorwerpen bevinden. Daarnaast geloven ze ook in mana, een bovennatuurlijke kracht of substantie. Alifuru zien zichzelf niet als gescheiden van de natuur, maar als afstammelingen van Nusa Ina.

Door de eeuwen heen zijn verschillende clans zich gaan verspreiden over de vele eilanden die de Molukken rijk is.  Hierdoor heeft ieder dorp zijn eigen adat isti adat: zijn eigen tradities als het aankomt op gebruiken, normen en waarden. Denk bijvoorbeeld aan ceremonies of rituelen. Veel van dit cultureel erfgoed zien wij nog terug in de tradities die wij koesteren binnen onze kumpulans (dorpsverenigingen) in Nederland en tijdens Molukse ceremonies en plechtigheden die buiten deze kumpulans plaatsvinden. Denk bijvoorbeeld aan Cakalele, de traditionele krijgsdans. Van oorsprong is de dans een voorbereiding op de strijd die met salawaku en parang wordt uitgevoerd. Juist omdat veel van onze traditionele cultuur nog wordt overgedragen van generatie op generatie is het jammer dat afgelopen zondag er zo weinig Molukkers aanwezig waren. Juist omdat inheemse volkeren op Maluku de bewakers zijn van ons traditioneel Moluks cultureel erfgoed.

Maar de overdracht van cultureel erfgoed gaat verder dan dat. Denk bijvoorbeeld aan het pela-schap. Het pela-schap vindt zijn oorsprong in een ver verleden, lang voordat de Europeanen onze Molukse eilanden bezetten voor de handel in kruidnagel en nootmuskaat. Ook in de strijd tegen kolonialisme ontstonden nieuwe pela-schappen. Pela-schap is momenteel nog steeds een heel belangrijke adatregel, maar is ook een middel tot dorpsontwikkeling zonder regeringssteun. Dorpen staan elkaar bij in tijden van nood. Zo kwam Ullath op Saparua, ons dorp Oma op Haruku te hulp nadat de aardbevingen Oma hard hadden getroffen in september dit jaar.

Niet alleen het pela-schap is nog steeds belangrijk voor velen binnen de Molukse gemeenschap, ook omvat de cultuur een allesomvattend traditioneel systeem van gedrag en verantwoordelijkheden. Dit systeem bevat ook Molukse verstandhoudingen binnen de dorpen. Zo hebben de meeste Molukse dorpen bijvoorbeeld dorpshoofden die door clans via geologische bloedlijnen worden aangewezen. Een aantal jaar geleden heeft het Constitutionele Hof in Jakarta besloten dat kandidaten bij de verkiezing van een nieuw dorpshoofd (Bapa Radja) niet per se in het dorp zelf hoeven te wonen. Dit betekent dat het “matarumah radja-systeem” in alle Molukse dorpen is afgeschaft. In de praktijk kan dit leiden tot situaties waarin multinationals gemakkelijk vergunningen kunnen krijgen om Molukse ‘adat’-gronden in te pikken en het land te gebruiken om bijvoorbeeld palmolie te produceren.

Belangrijk is dat wij waar mogelijk de inheemse bevolking op Maluku bijstaan in de strijd voor zelfbeschikking en de strijd tegen onderdrukking. Laten wij zoveel als mogelijk aandacht vestigen op datgeen wat er op Maluku gebeurd. Ik was bijvoorbeeld de vrijdag voor de manifestatie (dus twee dagen ervoor) in het Westfries museum om te bespreken wat er moest gebeuren met het beeld van J.P. Coen. Hoogstwaarschijnlijk dat er een tentoonstelling komt over Banda, gefaciliteerd door het Westfries museum, aangezien het volgend jaar 400 jaar geleden is dat de genocide onder leiding van J.P. Coen op Banda plaatsvond. Hopelijk nemen zij in deze tentoonstelling ook mee hoe inheemse volkeren vóór de koloniale tijd leefden. De geschiedenis van Banda begint namelijk niet vanaf het moment dat Nederlanders daar aankwamen. Ook lijkt het mij nuttig dat er wordt meegenomen hoe inheemse volkeren die vandaag de dag nog op Maluku leven, worden bedreigd en onderdrukt. Laat de wereld de strijd zien die op Maluku gaande is! Ik schrijf momenteel dit stuk in de trein… Mijn Spotify playlist speelt opeens Toma Hasa Nusa af… Toeval of niet. Dit is de boodschap waarmee ik dien af te sluiten:

‘’Itu katong pung gunung tana, bukang Bambang punia e. Ana Maluku buka mata. E kas tunju dunia e. Dari salatang sampe Utara e. Toma hasa nusa e. Upu ina upu ama. Toma maju sama-sama.’’

Deze column verscheen 16 augustus 2020 op de Facebook Pagina van Maluku Utrecht. Joaniek Vreeswijk is historicus en met toestemming van de auteur herpubliceert MHM dit schrijven.

Actie Wassenaar 1970 – Een wake up call

Een variant van de poster met een groepsfoto van de actievoerders van de actie Wassenaar 1970 heeft een nieuw leven gekregen. De oorspronkelijke poster had een roodachtig achtergrond met boven groepsfoto in vlammende letters geschreven ‘Wassenaar’ en eronder ’35 pahlawan RMS’ (35 RMS helden). Op de nieuwe versie prijken dezelfde letters, maar nu in goud, tegen een achtergrond met de RMS vierkleur en staat onder de foto: Mena-Muria 31 augustus 1970 – 31 augustus 2020. Het is een oproep voor de vijftigjarige herdenking van de actie.

De actie Wassenaar, de bezetting van de residentie van de Indonesische ambassadeur op 31 augustus 1970, was de eerste van een serie radicale acties in de jaren zeventig. Na een dag gaven de jongeren zich over, nadat door de Nederlandse regering beloofd was dat er gesprekken kwamen tussen de Nederlandse regering en de Molukse leiders. Begrijpelijkerwijze wordt die eerste actie overschaduwd door de treinkapingen en gijzelingsacties van 1975 en vooral die in de Punt en Bovensmilde van 1977 toen de acties met veel geweld werden beëindigd waarbij doden vielen. Dat de actie Wassenaar vaak in de schaduw staat is niet helemaal terecht. In meerdere opzichten was de actie een belangrijk moment. Binnen de Molukse gemeenschap en de politieke strijd en voor de relatie met de Nederlandse samenleving. Maar ook voor de Nederlandse overheid, voor hen was het zelfs een soort wake-up-call.

Dat de actie Wassenaar vaak in de schaduw staat is niet helemaal terecht. In meerdere opzichten was de actie een belangrijk moment.

Tegen het einde van de jaren zestig kwamen Molukse jongeren steeds vaker in aanvaring met Nederlandse jongeren. Er werd wel gesproken over een opkomende ‘Black Power-mentaliteit’ onder Molukse jongeren om erop te wijzen dat Molukse jongeren zich steeds zelfverzekerder en trots op hun eigen identiteit de confrontatie met hun Nederlandse leeftijdsgenoten en de Nederlandse overheid aangingen. Dat ging in eerste instantie niet om politieke zaken. Met de actie Wassenaar kreeg die confrontatie bij wijze van spreken een politiek militante dimensie, waarna ook daadwerkelijk contacten met de Amerikaanse beweging kwamen.

Vanuit de Nederlandse samenleving kwam een depolitiserende reactie. De jongeren zouden vooral in actie zijn gekomen uit boosheid over de behandeling van hun ouders, dus niet politiek, en/of zij zouden de dromen van hun ouders najagen. Tegen deze interpretaties namen de jongeren duidelijk stelling: het was hun eigen idee en Nederland moest niet denken dat zij door hun ouders waren opgehitst.

Overbrugging en samenwerking

Intern zorgde de actie Wassenaar voor een overbrugging tussen deels rivaliserende RMS bewegingen. De RMS regering in ballingschap van ir. J. Manusama die in 1966, na de executie mr.dr. Ch. Soumokil, was opgericht had in 1969 concurrentie gekregen van een tegenregering onder leiding van generaal I. Tamaela. Beide presidenten hadden de beschikking over eigen ‘veiligheidskorpsen’. Tameala’s korps werden commando’s genoemd, en bij Manusama was dat het Korps Pedjagaan Keamanan (Korps voor bewaking van veiligheid). Daarnaast was er een stroming RMS jongeren die zichzelf als onafhankelijk beschouwden en niet perse voor een van beide presidenten waren. Toen in de zomer van 1970 bekend werd dat de Indonesische president Suharto op 1 september naar Nederland zou komen voor een staatsbezoek, besloten jongeren hem een warm welkom te geven.

De jongeren lieten zien dat zij in staat waren om voor het politieke doel tegenstellingen terzijde te schuiven

Leden van Manusama’s KPK kregen hoogte van dat initiatief namen het vervolgens over. De actie groeide uit tot een plan om drie objecten te bezetten, het Indonesisch consulaat in Amsterdam, de Indonesische ambassade in Den Haag en de Indonesische residentie in Wassenaar. Op het laatste moment ging alleen de laatste actie door. Tijdens de voorbereidingen groeide de groep die bij de actie(s) betrokken werd. De jongeren kwamen uit alle RMS stromingen, waardoor de actie Wassenaar een teken werd van gezamenlijkheid. De jongeren lieten zien dat zij in staat waren om voor het politieke doel tegenstellingen terzijde te schuiven.

Voor de Nederlandse autoriteiten was het een wake-up call. De confrontaties tussen Molukse en Nederlandse leeftijdsgenoten hadden hen er al van doordrongen dat er iets moest gebeuren met de relatie tussen Molukkers en de Nederlandse samenleving. Men sprak wel van ‘normalisatie’ van de relatie. Een van de middelen die men daarvoor zag waren stichtingen voor de samenlevingsopbouw, later kortweg ‘de stichting’ genoemd, waar elke Molukse wijk subsidie voor kon krijgen. Eind jaren zestig waren goede ervaringen opgedaan met bijvoorbeeld de stichting Sou ’66 in Middelburg.

Normalisatie met Indonesië

De actie Wassenaar verraste de Nederlandse autoriteiten en met een schok realiseerden zij zich dat de positie van Molukkers in Nederland ook verbonden was met de Molukken. In de jaren negentig interviewde ik voor mijn boek ‘RMS van ideaal tot symbool’ iemand die indertijd bij de Binnenlandse Veiligheid Dienst (BVD) werkte. Voor hen was het een wake-up call vertelde hij. Naast de relatie met de Nederlandse samenleving moest ook worden gewerkt aan een ‘normalisatie’ van de relatie met Indonesië. De BVD intensiveerde haar aandacht voor Molukkers.

Voor een ‘normalisatie’ van de relatie met Indonesië had Nederland Indonesië nodig. In eerste instantie stond de Indonesische regering op het standpunt dat ‘het Molukse vraagstuk’ een Nederlands probleem was. Na moeizame onderhandelingen was Indonesië bereid Nederland uit de penarie te redden. Er kwam een overeenkomst waarin onder andere begeleide reizen van Nederlandse Molukkers naar Indonesië werden geregeld (de oriëntatiereizen) en repatriëringsmogelijkheden voor oudere Molukkers met een Indonesische nationaliteit. De organisatie lag in handen van joint comités, een in Nederland en een in Indonesië.

demonstratie naar aanleiding van actie Wassenaar

Eind zomer 1975 was de overeenkomst klaar en kon worden begonnen met de uitvoering. De Molukse jongeren waren intussen van mening dat de gesprekken na de actie wassenaar niets hadden opgeleverd. Nieuwe acties waren volgens hen noodzakelijk. Die kwamen er, te beginnen met de treinkaping bij Wijster en de gijzelingsactie in het Indonesische consulaat in Amsterdam in december 1975.

De bekendmaking en implementatie van het Akkoord van Wassenaar werden vanwege de nieuwe acties even uitgesteld. De uiteindelijke gevolgen van de oriëntatiereizen en andere maatregelen van het Akkoord droegen op langere termijn bij aan een veranderende positie van Molukkers in Nederland. De impact van de actie Wassenaar was dus vele malen groter dan men in 1970 kon bevroeden en dan tegenwoordig wordt onderkend.

Verder lezen:

Tete Siahaya ‘Mena Muria, Wassenaar ’70: Zuid-Molukkers slaan terug’, 1972

Henk Smeets & Fridus Steijlen, ‘In Nederland gebleven; de geschiedenis van Molukkers 1951-2006’, 2006; (hoofdstuk 8 en 9)

Fridus Steijlen, ‘RMS van Ideaal tot symbool, Moluks nationalisme in Nederland 1951-1994’, 1996; (hoofdstuk 6)