Skip to main content

Mijn naam is Asturias

Op woensdag 16 mei 1951 meerde het Britse schip Asturias rond 5 uur af aan de Javakade in de haven van Amsterdam. Ontscheping vond plaats de volgende morgen. Het was het 9e transport van ruim 1700 Molukse ex-KNIL militairen met hun gezinnen. Aan boord ruim 750 kinderen onder de 12 jaar en ook vele zwangere moeders. Zover bekend zijn 45 kinderen geboren tijdens de overtocht. Velen kregen de naam Asturias.

De Asturias vertrok op 23 april uit Tanjung Priok met 150 gezinnen afkomstig van de kampementen van Jakarta en Cimahi bij Bandung. Een dag later stapten nog eens 240 gezinnen aan boord in Semarang. Vier compagnieën uit Semarang en één die eerder gelegerd was in Surabaya.

Tijdens de reis stierven 2 baby’s kort na hun geboorte. Ook ibu Tauran, moeder van 11 kinderen waarvan 3 kinderen achtergebleven waren op Ambon, kwam kort voor aankomst in NL te overlijden. De drie kregen een zeemansgraf.

45 kinderen geboren
Op de passagierslijst die gepubliceerd is door het Nationaal Archief Den Haag, zouden maar 7 kinderen geboren zijn aan boord van de Asturias. Vier meisjes: A. Roemloes, S. Sahureka, R.M. Selanno en H.R.A. Turumena. En 3 jongetjes: Asturias Ohorella, G.A. Rering en M.A. Sahureka.

Dat aantal is niet correct. De Molukse botenspecialist Jim Worung noemde in 2011 in een artikel in het Molukse tijdschrift Marinjo de geboorte van 45 baby’s op de Asturias. Onder die 45 een tweeling.

De tweeling Aden en Asturias geboren bij Aden.
Bron: Het Parool 17 mei 1951

Asturias is de naam
Ik noem er een paar die mij bekend zijn: de reeds genoemde Asturias Ohorella uit Waalwijk, Bram Asturias Saya uit Deventer, Martina Josina Asturias Pattinama uit Sittard, Frans Asturias Latupeirissa uit Deventer en Marthin Asturias Malawauw uit Leerdam.

Marthin Asturias Malawauw
Soldaat 1e klasse Falikis Malawauw (geb. 1914) was met echtgenote Wilhelmina Malawauw – Mual (geb. 1922) en hun 2 jonge zonen Pelpinus en Joop in Semarang op de boot gestapt. De familie kwam uit Surabaya waar vader Falikis eerder gelegerd was. Op 26 april 1951 werd hun derde zoon geboren toen de Asturias op 1700 mijl ten zuidoosten van Colombo (Sri Lanka) voer. Hij kreeg de naam Marthin Asturias Malawauw, afgekort tot Yas.

Na ontscheping in Amsterdam vond de familie huisvesting in kamp Vught. Met een korte onderbreking in kamp Conrad in Rouveen, verbleef de familie vanaf 1954 weer in kamp Vught. Bung Yas woont nu in Leerdam, is een trotse opa en … fervent aanhanger van Feijenoord!

Klas 1 Kampschool Lunetten Vught, schooljaar 1957/1958.
Helemaal rechts vooraan Marthin Asturias Malawauw. (Foto: MHM/coll. P.G. Lanting)

Frans Asturias Latupeirissa
Het echtpaar soldaat 1e klasse J.P. Latupeirissa (geb. 1927) en Wilhelmina Latupeirissa-Saptenno waren in Semarang aan boord gegaan. Op 26 april werd hun eerste zoon geboren met de namen Frans Asturias. En zoals alle baby’s geboren op het Britse schip Asturias kreeg Frans een engels geboortecertificaat en was hij gerechtigd voor de aanvraag van de Britse nationaliteit.

Geboorte certificaat Frans Asturias Latupeirissa, geboren op 26 april om 18.20 uur

De familie kwam te wonen in woonoord Utrechtsestraatweg in Woerden. Daar werden overigens veel gezinnen van de Asturias geplaatst waarvan de vrouw net bevallen was of binnenkort zou moeten bevallen. In 1953 verhuisde de familie voor een korte tijd naar kamp Rijckholt bij Eysden om vervolgens in 1954 in kamp de Haar in Randwijk te gaan wonen.

Frans Asturias samen met jonger broertje Tjada en zus Jet in kamp “de Haar” Randwijk,
omstreeks 1958. (Foto: collectie F. Latupeirissa, Deventer)

Frans kreeg 5 broers en een zus. De familie ging in de jaren ’60 wonen in de Molukse wijk van Vaassen. Zoals zoveel Molukse jongeren ging Frans naar de sociale academie. Bung Frans woont nu in Deventer en is nog erg actief in het (Moluks) maatschappelijk leven.

Oproep: het Moluks Historisch Museum vraagt zich af welke kinderen allemaal de naam Asturias hebben gekregen. Geef het ons door!

De coverfoto toont kleine Frans Latupeirissa met zijn moeder in kamp Utrechtsestraatweg in Woerden. ca. 1952-1953. (Fotocollectie: F. Latupeirissa)

Om verder te lezen:

Arunees Jan en Adautnees Marcus op de Somersetshire

Om 9.00 uur ‘s ochtends op dinsdag 15 mei 1951 kwam de Somersetshire aan in de haven van Amsterdam. Het was het 8e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen uit Indonesië. Om 10.00 volgde de ontscheping. Soldaten 2e klasse Jan Rorafui uit Aru en Marcus Uwuratuw uit Tanimbar waren aan boord evenals 3 nieuwgeboren baby’s.

Eerder op 10 april 1951 was de Somersetshire uit Surabaya vertrokken met aan boord 560 Molukkers. In de ochtend waren ze aan boord gegaan waaronder 266 kinderen. In Amsterdam arriveerden 3 kinderen meer.

Immers tussen Port Said en Amsterdam werden een meisje en 2 jongetjes geboren. Geronica Christina Patty heette het meisje. De jongetjes heette Gerard Melchisedek Lalin en Thomas Somersetshire Surewene.

Provinciale Drentsche en Asser Courant, 16 mei 1951

Somersetshire
De in 1921 in Belfast gebouwde Somersetshire werd in 1948 verbouwd tot emigrantenschip en voer tussen Australië en Europa. In de jaren 1950 en 1951 heeft ze 4 troepentransporten verzorgd om militairen naar Nederland te brengen.

Jan Rorafui (1925-13 november 1990†)

Jan Rorafui (1925 – 13 nov. 1990 †)
Jan Rorafui kwam uit het dorp Hokmar op het eiland Aru. Hij is geboren in 1925 als jongste kind uit een gezin met 4 broers en 1 zus. Zijn geboortedatum is niet precies bekend. 25 februari 1925 staat op de passagierslijst vermeld.

“Maar de familie vierde Jans verjaardag altijd op 10 juni”, vertelt echtgenote Klaske Rorafui – van der Loon uit het Friese Drachten. “Al op jonge leeftijd verloor hij zijn vader en toen hij tijdens zijn lagere school in Dobo (Aru) bij een gastgezin woonde, overleed ook nog eens zijn moeder”.

Na de inval van de Japanners in 1942 vluchtte Jan het oerwoud in. Er is niet zoveel bekend over hoe hij als soldaat 2e klasse bij het KNIL is gekomen. “Hij heeft er nooit iets over verteld. Ik weet alleen dat hij in trucks reed en dat hij met de Somersetshire naar Nederland is gekomen en vervolgens in woonoord Schattenberg kwam te wonen.”

Daar raakte hij bevriend met twee andere oud-militairen uit Aru: Max Djilarpoin en Noes Goergoerem. Bij de familie Goergarem woonde hij in, eerst in Schattenberg, later ook in Assen. Jan ging in 1966 werken bij Philips in Drachten. Scheerapparaten in elkaar zetten.

“In 1968 zijn we getrouwd”, zegt mem Klaske. Lachend vertelt ze hoe haar man een paar jaar eerder tijdens de TT-nacht in Assen bij een waarzegster kwam. En die voorspelde hem: “U zult trouwen met een vrouw uit het Noorden!” En zo geschiedde.
Jan uit Hokmar Aru werd heit van 2 zonen in het Friese Drachten.

soldaat 2e klasse Marcus Uwuratuw met echtgenote Dorsila Uwuratuw – Luturmasse

Marcus Uwuratuw (7 febr. 1921 – 31 mei 1994†)
Soldaat 2e klasse Marcus Uwuratuw kwam uit het dorp Adaut van het eiland Pulau Selaru (Tanimbar). Hij was getrouwd met dorpsgenote Dorsila Luturmasse die op 24 maart 1924 geboren was. Op 10 november 1942 werd hun zoon Gijsbert Martinus Ibe, roepnaam Dion, geboren, kort na de Japanse inval in Nederlandsch-Indië.

“Pa heeft weinig verteld over de oorlogsjaren en over de jaren als KNIL-militair daarna”, zegt Thijs Uwuratuw, de jongste van zeven uit het gezin Uwuratuw. “Wat we wel weten is dat Pa gelegerd was in Surabaya en daar met Ma en oudste broer Dion op de Somersetshire is gestapt.”

Na aankomst in Nederland vond de familie huisvesting in Lunetten, kamp Vught. “Mijn vijf zussen en ik zijn in Nederland geboren. Rond 1956 zijn we verhuisd naar kamp Coehoorn bij Muiderberg en in 1958 naar kamp Golflinks bij Arnhem”, vertelt Thijs.

“Uiteindelijk verhuisden we naar de woonwijk in Zevenaar. Daar hebben mijn ouders tot hun dood gewoond.”

Om verder te lezen:

De Groote Beer in bewegende beelden

over de familie Akihary, pokken en Salomé

Op zaterdag 12 mei 1951 kwam het 7e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen aan in de haven van Amsterdam. Kapitein De Wild meerde het schip af aan de Javakade voor de loods “Holland” van Stoomvaart-Maatschappij Nederland.

De Groote Beer vertrok op 12 april uit Semarang en via Tanjung Priok, de haven van Jakarta, voer het schip uit naar Amsterdam. Aan boord 765 passagiers, 395 Molukse mannen en 370 Molukse vrouwen, onderverdeeld in 198 gezinnen en 394 kinderen/ jongeren.

Mijn Opa Petrus Akihary (3e van links) met zijn jonge zonen Willem Arnol (2e van links) en Johannis (rechts). De militair rechts met bril is soldaat 1e klasse Oom Izaak Akihary.

Familie Akihary
Aan boord ook mijn Opa en Oma Akihary en hun 7 kinderen, waaronder mijn vader Pieter Paul. Sergeant – Majoor instructeur P. Akihary met legernummer 081811000 was met echtgenote Jacoba Akihary – Nahumury, zonen, Domingus (1929), Pieter Paul (1932), Johannis (1938), Willem Arnol (1940), Melchior (1948) en dochters Martha (1936) en Liza (1950) in Semarang aan boord gegaan.

Op de passagierslijst staan ook andere namen Akihary. Allemaal familie, behorend tot de keluarga besar Akihary. En satu kampong, afkomstig van één en hetzelfde dorp van herkomst op de Molukken: Aboru.

Mijn vader Piet, 19 geworden tijdens de overtocht, samen met zijn vrienden

Bewegende beelden
Heel bijzonder is dat er bewegende beelden zijn van de overtocht met de Groote Beer. Bijzonder ook omdat dit de enige filmbeelden zijn die gemaakt zijn van de overtocht van Molukkers naar Nederland. Dank aan het bemanningslid van de Groote Beer die tijdens de zeereis heeft gefilmd en ook nog in kleur. U kunt de reis zelf meemaken van de haven van Tanjung Priok, via Aden, het Suezkanaal en Port Said, via de Middellandse Zee naar Amsterdam.

https://youtu.be/1UiTiqVG1rA
Het leven aan boord van het schip De Groote Beer

Pokken?
Verschillende kranten in Nederland berichtten op 11 mei 1951 dat de opvarenden van de Groote Beer uit voorzorg enige dagen geïsoleerd worden in kamp Amersfoort. Reden was een vermoeden van pokken bij een zieke passagier die in Port Saïd van boord was gehaald.

Wie was die passagier?
Antwoord op die vraag geeft de Telegraaf op 14 mei 1951 in het krantenbericht “Groote Beer voer naar Port Saïd terug”. De passagier was het 14-jarige Ambonese meisje Solomé Latuny. Zij bleek geen pokken te hebben maar waterpokken. De Telegraaf meldde geruststellend: “Salome voelt zich al weer bijna beter. En het zal niet lang duren of zij zal in Nederland aankomen, hersteld en wel.”

Ook enkele andere passagiers bleken waterpokken te hebben. En niet de pokken zoals mijn tante, Martha Anthony – Akihary, dacht: “Wat ik nog tijdens de overtocht kan herinneren was dat op de boot pokken uitbrak. Eén van de patiënten was mijn zusje Liza, toen pas 1 jaar oud. Het gevolg hiervan dat wij in Suez onderzocht werden. Een groot aantal knappe uitziende jonge artsen kwam op de boot om het hele transport van militairen en gezinnen te onderzoeken.”

Uit: Dagblad De Tijd 11 mei 1951. In de dagen rond de aankomst van de Groote Beer was er in Nederland een lichte pokkenepidemie in m.n. omgeving Tilburg.

Ontscheping volgde zondag 13 mei om 9 uur ’s ochtends.

Om verder te lezen:

563 kinderen op de Skaubryn

Op 10 mei 1951 kwam het 6e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen aan in de haven van Rotterdam. De Skaubryn was op 14 april vertrokken vanuit Surabaya. Aan boord 1198 Molukkers waaronder 9 Marine Molukkers en 563 kinderen. 2 baby’s stierven tijdens de overtocht.

Het motorschip Skaubryn is in opdracht van de Noorse Rederij I.M. Skaugen in het Duitse Kiel gebouwd. Begin 1951 volgde de afbouw in het Zweedse Landskrona als emigrantenschip met 1000 bedden. In maart voer de Skaubryn voor het eerst naar Australië. Meteen bij de eerste thuisreis deed ze Surabaya aan om Molukse militairen en hun gezinnen aan boord te nemen met bestemming Rotterdam.

Meer dan 100 baby’s
1198 Molukkers vertrokken met de Skaubryn uit Surabaya naar Nederland. Dat aantal was verdeeld onder 348 Molukse militairen met een tijdelijke KL-Status, 9 Marine Molukkers, 276 vrouwen en 563 kinderen waarvan meer dan honderd baby’s.
Twee baby’s overleden tijdens de reis vanwege de hitte. Het schip bleek niet goed voorbereid te zijn op de hitte van de Tropen.

Het was warm op de Skaubryn
Commanderend officier Troepen (COT), P.G. Hilgersom, hoofdverantwoordelijke voor het transport schreef erover in zijn verslag. “Legering in de hutten en ruimen is goed, echter zeer warm”. Ook de airconditioning in de 3 eetzalen werkte onvoldoende.

Corvee
“Een schip als dit is niet geschikt voor vervoer van een zo groot aantal kinderen en vrouwen, aangezien alle werkzaamheden aan boord door de passagiers moeten geschieden.” Dat betekent dat alle werkzaamheden of corveediensten door de mannen verricht moeten worden. “Alleen voor de keuken, bakkerij, slagerij en cafetaria’s enz. zijn dagelijks 200 man nodig, terwijl voor het schoonmaken van hutten, verblijven, W.C.’s, badkamers, salons en dekken ± 100 benodigd zijn”
Hilgersom merkt droogjes op: “Hieruit blijkt dus dat alle mannen gedurende de gehele reis werkzaam moeten zijn.”

Aankomst in Rotterdam
De Molukse militairen en gezinnen werden op 11 mei ondergebracht in de kampen Overbroek bij Kesteren (Gld) en Wite Pael bij Sintjohannesga (Frl). De 9 Marine Molukkers vonden opvang bij de Marine. Oud-KNIL officier en contactman E.J. van Baarsel heeft de aankomsten van de boten beschreven. In zijn verslag over de aankomst van de Skaubryn lezen we:

“Een Ambonees stond met bewondering te kijken naar een splinternieuwe papieren Nederlandse gulden met de beeltenis van de Koningin [=Juliana, red.], die hij pas ontvangen had. Toen hij mij zag, zei hij: ‘toewan ini betoel, tapi di Indonesia pakai rotkop Soekarno’”. (vert: “Meneer, deze is juist, maar in Indonesie met die rotkop van Soekarno”)

Om verder te lezen:

Chris Tamaela en Glenn Fredly, twee Molukse iconen gingen heen

In april verloren de Molukken twee iconen op het gebied van het Moluks erfgoed. Op 8 april overleed in Jakarta R&B artiest en songwriter Glenn Fredly Latuihamallo (1975) plotseling aan een hersenvliesontsteking. Amper 10 dagen later, op 19 april, overleed etno-musicoloog Chris Tameala (1957) in Ambon, hij leed aan suikerziekte en had longproblemen. De begrafenis van Glenn Fredly en Chris Tamaela konden we in Nederland via social media bijna live meemaken. Glenn Fredly en Chris Tamaela vertegenwoordigden verschillende generaties en muziekstijlen, terwijl ze ook op elkaar leken.

Glenn Fredly was een veelzijdige artiest die thuis was in verschillende muziekstijlen van R&B tot Jazz, hij was producent en acteur en won diverse prijzen. Weliswaar geboren in Jakarta was hij intens betrokken bij de Molukken. Zijn prijswinnende film ‘Cahaya dari Timur, Beta Maluku’ (Light from the East, I am Moluccan) uit 2014 was daarvan wel het grootste bewijs. Deze speelt tegen de achtergrond van het conflict tussen Moslims en Christenen aan het begin van deze eeuw en laat zien hoe tegenstellingen kunnen worden overkomen door een elftal samen te stellen uit beide geloofsgemeenschappen. Met deze productie toonde hij zich ook ambassadeur van de Molukken, want hij koos grotendeels voor jonge Molukse acteurs en liet hen de dialogen in het ‘Moluks Maleis’ voeren. Een niet onbelangrijke keuze als je bedenkt dat ‘Moluks Maleis’ in Indonesië als ‘niet netjes’ wordt gezien.

Met deze productie toonde hij zich ook ambassadeur van de Molukken

Chris Tamaela was van een andere generatie, een begin zestiger. Chris was meer bezig met de traditionele, of beter gezegd oorspronkelijke muziek van de Molukken. Hij was niet alleen etno-musicoloog, hij was ook dominee en gaf les op de UKIM (Universitas Kristen Maluku, Christelijke Universiteit Molukken). Volgens dichter en journalist, Rudy Fofid, was hij ook erg geliefd door en inspirerend voor studenten aan de Pattimura Universiteit. Op 9 juni 2015 promoveerde hij aan de Vrije Universiteit in het kader van een programma waarin drie Molukse predikanten uit Nederland en drie uit de Molukken een proefschrift schreven. In zijn proefschrift verbond Chris Tamaela zijn etno-musicologische achtergrond met zijn predikantschap. Hij analyseerde de muziek die in de Molukse kerk werd gebruikt en constateerde dat deze volledig westers was geworden. Daarom pleitte hij voor het terugbrengen van de oorspronkelijke Molukse instrumenten en muziek in de kerk. Hij noemde dat Supu-isatie. Een mooie term die mij indertijd inspireerde om een column over zijn promotie te schrijven.

Muziek als communicatiemiddel

Glenn Fredly heb ik zelf helaas nooit mogen ontmoeten, Chris Tamaela wel. Meerdere keren zelfs, de laatste keer vorig jaar november in Ambon. Een van de eerste keren na zijn promotie was tijdens een workshop die hij bij het Museum voor Volkenkunde in Leiden gaf. Hij is een van de weinige mensen die mij ertoe aan kon zetten om publiekelijk een instrument te bespelen. Hoe? Door te praten over muziek als communicatie en hoe mensen elkaar begroeten en zich met muzikale codes aan elkaar bekend maken. Dan wees hij met zijn vinger en moest je wel.

Sommige mensen spreken meerdere talen vloeiend en kunnen gemakkelijk switchen van de ene naar de andere taal, maar hebben één basistaal. Chris Tamaela’s basis taal was muziek. Tijdens een seminar voor mijn oratie zou hij een paper presenteren. Ik herinner me dat hij bezig was om op het laatste moment nog een verhaal op zijn laptop te zetten. Maar toen hij moest presenteren gin het pas goed toen hij een instrument in handen had en met ons kon communiceren via muziek. Hij deed dat opnieuw op de Konferensi Budaya Maluku (Conferentie over Molukse cultuur) in Dobo in november 2018. Het is een bijzondere gave om zo via muziek te kunnen communiceren en mensen mee te nemen.

Glenn Fredly, een ambassadeur van de Molukken

Glenn Fredly was een vertolker van de Molukse inbreng in R&B, Jazz en film. Chris Tamaela was een belangrijke verteller van de oorspronkelijke Molukse muzikale cultuur. Maar hij pleitte er juist ook voor om overal in de natuur instrumenten te zoeken, zoals blijkt uit filmpjes op You Tube. Beiden waren erg verbonden met de Molukken en waren ambassadeurs van de Molukken. Maar ze waren ook bruggenbouwers tussen de Molukken, Indonesië en Nederland. De reacties op het overlijden van beiden in Nederland waren indrukwekkend. Glenn Fredly had hier meerdere keren opgetreden. De foto op zijn wikipediapagina is van een optreden in Nederland. Van Chris Tamaela zijn legio opnames gemaakt tijdens zijn verblijf in Nederland. Hij gaf tal van workshops, zoals in het Tropenmuseum en in de Molukse kerk Gunung Batu te Amsterdam.

Met Glenn Fredly en Chris Tamaela verliezen niet alleen de Molukken iconen, maar Molukkers over de hele wereld verliezen twee creatieve en enthousiaste bruggenbouwers die het erfgoed in stand hielden en hielpen uitbreiden.

Conservator bij het MHM

Beste lezers,

Ik ben Huib Akihary uit Rotterdam, 62 jaar oud, zoon van Piet (1932-2012) en Lies Akihary, kleinzoon van Opa Betus Akihary (1908-2000) en Jacobina Akihary-Nahumury (1910-1982). Anak Aboru dus. 

In ben in 1986 afgestudeerd in de kunst- en architectuurgeschiedenis. Kunst, architectuur, geschiedenis en cultuur heeft mijn bijzondere interesse. Als freelance kunsthistoricus doe ik onderzoek, verzorg ik publicaties en geef lezingen en workshops in Nederland en Indonesië. Ook maak ik tentoonstellingen in opdracht van musea in Nederland waaronder het Rijksmuseum in Amsterdam. In de jaren ’90 was ik betrokken bij het MHM en deed onderzoek naar de Molukse woonoorden. In de jaren 2009 tot 2011 was ik kort directeur van Museum Maluku in Utrecht. Sinds 2012 houd ik me vooral bezig met erfgoed in Nederland en Indonesië. 

In de afgelopen jaren ben ik actief betrokken bij verschillende initiatieven, zoals de Molukse Dag op het Kwaku Summer Festival in Amsterdam, stichting Rhythm of Maluku en stichting Moluccan Future Foundation

Samenstellen en beheer

Als conservator bij het MHM ben ik verantwoordelijk voor de samenstelling en het beheer van de museumcollectie. Die collectie bestaat bij het MHM uit een aantal delen: cultuurhistorische objecten, foto-archief, audio-visueel materiaal, archieven, databank en een uitgebreide bibliotheek met boeken, tijdschriften, krantenknipsels en brochures. 

Eén van mijn taken als conservator is om de collectie te ontsluiten door die goed te documenteren, door het geven van lezingen en door te schrijven over de Molukse geschiedenis en cultuur ahv objecten uit de collectie. 

Daarnaast ben ik ook inhoudelijk verantwoordelijk voor de permanente tentoonstelling en wisselexposities. Bij het MHM staan voor 2021 een wisselexpositie en de permanente tentoonstelling gepland. De samenstelling en invulling gebeurt overigens in nauwe samenspraak met bestuur MHM en met directeur Henry Timisela

Plannen

De ruimtes in Sophiahof zijn beperkt en vooralsnog ook ons budget. Het zal daarom een extra uitdaging zijn om het Molukse Geheugen of zo U wilt de Molukse Erfenis aantrekkelijk en toegankelijk te maken en te presenteren vanuit een nieuw breder perspectief. Een perspectief dat niet alleen interessant is, maar ook hopelijk zal prikkelen en zal uitnodigen tot reflectie en verdieping. U zal het van dichtbij kunnen volgen en naar wij hopen ook een niet-Moluks publiek. Over de verbreding van het perspectief gericht op een breed publiek heb ik veel met directeur Henry Timisela gesproken in de afgelopen weken. Ook over wat en over het hoe we het gaan doen. Daarbij werd een ding heel duidelijk. De inbreng van met name de jongere Molukse generaties is van wezenlijk belang. 

Samen met directeur Henry en het bestuur heb ik er alle vertrouwen in. Wij werken voorlopig nu in stilte achter de schermen. Maar hopelijk kunt u weer gauw het museum bezoeken. Blijf alle updates volgen via de website en via de sociale media. Like us, reageer en laat u horen! En mag ik U vragen om ons te steunen?  

Word Vriend van het MHM! 

Engelse koks op de New Australia

Op 29 april 1951 kwam het 5e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen aan in de haven van Amsterdam. De New Australia was op 7 april vertrokken van de IJmuidenkade in de haven van Surabaya. Aan boord 497 KL-militairen en 1083 Molukse ex-KNIL militairen met gezinsleden. Kapitein D. Aitchinson stond aan het roer van dit Engelse schip

De SS New Australia is in 1931 als luxe passagiersboot gebouwd bij de werf Vickers-Armstrong Shipbuilders Ltd. nabij Newcastle-upon-Tyne (UK). Opdrachtgever was de Engelse rederij Furness, Whithy en Co. Onder naam Monarch of Bermuda voer het tot 1939 als cruiseschip tussen New York en de Bermuda’s. Kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd het verbouwd tot troepentransportschip en ingezet bij verschillende konvooien. Na de oorlog kocht de Britse overheid het schip en liet het ingrijpend verbouwen tot emigrantenschip voor 1600 passagiers. Onder de nieuwe naam New Australia bracht het emigranten naar Australië.

Op twee van de terugreizen naar Europa heeft de New Australia passagiers opgepikt op Java. Het eerste transport vertrok op 5 oktober 1950 met 1603 repatrianten van Tanjung Priok naar Rotterdam. Op 7 april 1951 volgde een tweede transport van 497 KL-militairen en 1083 Molukse militairen met hun gezinnen. De New Australia heeft tot 1966 gevaren. De laatste jaren onder de naam Arkadia van de Griekse rederij Greek Line. 
Meer over de geschiedenis van de New Australia kunt u lezen op de MHM –website in de rubriek  “de Collectie vertelt… over de New Australia”

Eerste transport 5 oktober 1950 

Met het eerste transport op 5 oktober 1950 ging de Fam. Balk mee. Vader P. Balk, moeder W. Balk – v.d. Zijl en hun 6 kinderen waaronder de dochters Sonja, Yvonne en Astrid. Na aankomst in NL werd de familie gehuisvest in het D.U.W.-kamp `De Haar’ bij Randwijk gemeente Heteren in de Betuwe. Dochter Sonja: “In groene houten barakken met potkachels. De moeders leerden daar hoe ze de kachel aan moesten maken met turf en eierkolen en de moeders leerden in de algemene keuken de Hollandse pot klaar maken.” In mei 1954 kwamen de eerste Molukkers in kamp De Haar wonen. 

Tweede transport 7 april 1951 

1.083 Molukse passagiers embarkeerden de New Australia op 6 en 7 april 1951. 587 Mannen, 495 vrouwen en 1 waarvan geslacht onbekend is. Namen van passagiers kunt u zelf vinden op de website `Aankomst van Molukkers’ van het Nationaal Archief. 

In de serie “Twaalf vaarten, twaalf verhalen” publiceerde het MHM in 2016 het mooie verhaal over Hanoch Marwa die met vrouw en 4 zonen de overtocht maakte met de New Australia. Zoon Eddy Marwa blikte destijds terug.  

Bron: delpher.nl 

De overtocht uit Indië van de Molukse militairen met hun gezinnen voorjaar 1951 is goed gedocumenteerd. Talloze berichten verschenen hier over in kranten in Nederland en in Indonesië. Deze krantenberichten zijn nu online terug te vinden op www.delpher.nl, de databank van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Ruim 300 artikelen gaan over de overtocht met de New Australia. 

Een paar voorbeelden geven wij hier: 

Algemeen Handelsblad, 1 maart 1951 

Majoor Mochtar Lubis, woordvoerder van het Indonesische ministerie van Defensie heeft aan Aneta medegedeeld dat 2 april de laatste Nederlandse militair uit Indonesië zal vertrekken. Op 1 maart 1950 melden vrijwel alle kranten in NL het nieuws. 
(Bron www.delpher.nl) 

De Vrije Pers 6 april 1951

(Bron www.delpher.nl)

Nieuwe Courant 6 april 1951

(Bron www.delpher.nl)

Het krantenartikel `K.L.-personeel op weg naar Nederland’ in de “Nieuwe Courant” van 6 april 1951 beschrijft de boot en het komende vertrek met de Molukse passagiers. 

“Aan boord zagen wij een zwembad, en bioscoopzaal, schitterend ingerichte rooksalons, een bar, een winkelgalerij en natuurlijk ook een hospitaal. Echter geen kraamvrouweninrichting, want aan boord van de New Australia mogen geen kinderen geboren worden. Vrouwen in hoogst zwangere toestand moeten op een volgend schip wachten, want aan boord van dit schip kunnen ze niet geholpen worden.” 

Over de maaltijden lezen we:
“De ex K.N.I.L.-leden en hun gezinnen zullen aan boord langzamerhand overgeschakeld worden op het Europese menu. Het ligt in de bedoeling, om gedurende de eerste week uitsluitend rijsttafel te serveren. In de tweede week wordt het menu afgewisseld met aardappelen, vlees en groente en in de derde week komt uitsluitend Europese pot op tafel”.

De Engelse koks aan boord werden overigens voor de `rijsttafel’ geïnstrueerd door 3 Molukse militairen. 

Nieuwsblad van het Zuiden, 29 april 1951 

(Bron www.delpher.nl)

Op 29 april arriveerde de New Australia in Amsterdam en meerde af aan de Javakade. Ontscheping volgde de volgende ochtend vroeg. Via kamp Amersfoort. Bussen brachten de mensen vervolgens naar verschillende kampen: Rodanborgh in Aardenburg, Graetheide in Geleen, Tungelroy, de Schaffelaar en de Biezen in Barneveld, Geesbrug, Stuifzand bij Ruinen en Heythuysen.
De alleenstaanden vonden huisvesting in de vrijgezellen- of boedjang-kampen Eind van ’t Diep en -hoe toepasselijk- Pikbroek bij Steenwijk. 

Kroonjaar in bizarre tijden

Dit jaar, 2020 is weer een uitgelezen kroonjaar. Een jaar waarin meerdere jubilea gevierd worden of gebeurtenissen herdacht. Bijvoorbeeld het einde van de Tweede Wereldoorlog 75 jaar geleden in 1945, in Europa in mei en in de Pacific in augustus. Maar ook in het zelfde jaar de proclamatie van de Republiek Indonesië op 17 augustus. En het is 70 jaar geleden dat de RMS in april werd geproclameerd. En alweer 50 jaar geleden dat met de bezetting van de Indonesische ambassadeurs residentie in Wassenaar een eerste gijzelingsactie door Molukse jongeren werd uitgevoerd, gevolgd door de acties in 1975, dit jaar dus 45 jaar geleden.  

De aandacht voor deze historische momenten dit jaar vinden plaats onder bizarre omstandigheden. In de maand april, zou er in de Amsterdamse RAI een grote manifestatie worden georganiseerd ter ere van de 70 jarige herdenking van de RMS proclamatie. De uitbraak van de covid-19 pandemie gooide roet in het eten. Vanwege de geldende lockdown wordt in Nederland veel werk verricht via de digitale wereld. Ook dat werd de werkelijkheid voor de RMS viering. Dit jaar hield RMS-president in ballingschap mr. John Wattilete op 25 april een toespraak via YouTube. Dat was een wereld van verschil met vorig jaar toen een rechtszaak nodig bleek om de RMS herdenking in theater Orpheus in Apeldoorn af te dwingen. ‘ In de ochtend was Wattilete nog aanwezig geweest bij het hijsen van de vlag in de wijk in Breda, waar iedereen volgens de covid-19 maatregelen netjes afstand hield. Zoals ook in de andere Molukse wijken waar de vlag werd gehesen.  

Vlaggen op de Molukken

Eerder op 25 april al waren op de Molukken vlaggen gehesen. Dat gebeurt elk jaar, wellicht vanwege het kroonjaar, droegen drie mannen dit jaar de vlag zelfs naar het hoofdkantoor van politie. Een filmpje van deze actie, evenals die van een demonstratie in het dorp Aboru gingen viraal.  

Voorlopig ziet het ernaar uit dat de maatregelen in verband met de covid-19 pandemie grote bijeenkomsten zullen tegenhouden. Het is de vraag hoe de herdenkingen van de volgende voor de Molukse gemeenschap belangrijke historisch momenten zullen plaatsvinden. Welke dat zijn en wat de relevantie van die gebeurtenissen is, werd vijf jaar geleden in drie artikelen in de nieuwsbrief van het Moluks Historisch Museum beschreven. Voor de belangstellende: het eerste artikel in februari 2015 ging over 1945, het tweede in maart ging over 1950 en het derde over 1970 en 1975. Wellicht de moeite waard een terug te lezen.  

Oom Eli kwam met de Castelbianco

Op 24 april 1951 kwam het vierde transport met Molukse ex-KNIL-militairen en hun gezinnen aan in Nederland. Ook nu was de haven van Rotterdam de plek van aankomst. De Castelbianco was op 27 maart vertrokken vanuit Tanjung Priok, de haven van Jakarta. Aan boord de 9-jarige Eliza Andarias Teterissa. 

Het klinkt als een zoete witte Italiaanse wijn, maar de Castelbianco is een schip. Bethlehem Fairfield Shipyard Inc. in Baltimore (USA) bouwde deze boot in 1945 onder de naam “Vassar Victory”. In 1947 verbouwde de Siciliaanse firma Sitmar het tot emigrantenschip. Met de naam “Castelbianco” voer zij o.a. naar Zuid-Amerika en Australië. Op de terugweg uit Australië deed zij in maart 1951 Tanjung Priok aan om Molukse militairen en hun gezinnen naar Nederland te brengen. Op 27 maart vertrokken 1054 personen waaronder 299 gezinnen en naar later bleek ook 40 verstekelingen. De meeste Molukse militairen kwamen uit Cimahi bij Bandung. De Castelbianco heeft tot 1974 gevaren. Meer over de geschiedenis van de Castelbianco kun je lezen op de MHM-website

Ontscheping

De passagierslijst van de Castelbianco telt 1054 namen. 563 mannen, 510 vrouwen en 1 onbekende. Onder hen soldaat 1e klasse J.J. Teterissa met echtgenote Salomina Teterissa – Nahumury en hun zonen Eliza en Anis. Zij kwamen uit Cimahi en stapten in Tanjung Priok op de Castelbianco. 

Op 24 april 1951 meerde de Castelbianco af in Rotterdam. Ontscheping volgde nog diezelfde dag.  De Molukkers vonden huisvesting in verschillende woonoorden: De Wilgenhof (in Oostburg), Huize St. Joseph in Glanerbrug bij Enschede, Graetheide bij Geleen, Beugelen bij Staphorst, Villheide bij Mill en Schattenberg, het voormalige kamp Westerbork. Het fluitorkest dat tijdens de overtocht verschillende keren had gespeeld ging naar woonoord Tungelroy bij Weert. De 40 verstekelingen kwamen terecht in de bujangkampen in Zeeland waaronder Westkapelle. 

Het gezin van soldaat J.J. Teterissa vond huisvesting in kamp Beugelen bij Staphorst. In 1954 verhuisde de familie naar woonoord Lunetten in Vught. In 1967 gingen ze in Culemborg wonen. 

24 april en lintjesregen

24 april is niet alleen de datum van aankomst van de Castelbianco. Dit jaar is het ook de dag dat bekend wordt wie een Koninklijke Onderscheiding krijgt. Zullen er Molukkers dit jaar geridderd worden?  

Het negenjarig-jochie Eliza Andarias Teterissa die in 1951 met de Castelbianco naar Nederland kwam, kreeg vorig jaar een koninklijk lintje voor velen jaren vrijwilligerswerk. In 1960 deed hij zijn aanneming in de kerk. Daarna was Oom Eli 57 jaar lang betrokken bij de Molukse Evangelische Kerk (GIM). Bij de zondagsschool en als ouderling in de kerkenraad. Daarnaast reed Oom Eli ook als chauffeur van bij Stichting Samen Verder in Culemborg. Hij reed met een busje ouderen en mensen met een beperking rond in Culemborg. Tot voor kort. Oom Eli Teterissa is jl. 14 april overleden in Nieuwegein aan de gevolgen van het Covid-19 virus. 

Zoek zelf in de museumcollectie van het MHM met trefwoord “castel bianco”.
U vindt dan: Passagierslijsten en een foto 

Van Roma naar Doulos

Op 8 april 1951 kwam het derde transport met Molukse ex-KNIL-militairen en hun gezinnen aan in Rotterdam. De Roma was op 7 maart vertrokken vanaf Tanjung Priok. Bij Molukkers staat de Roma bekend als vrijgezellenboot. Het is ook een boot met een lange geschiedenis en vele naamswisselingen.

Tussen Newsport News en Pulau Bintan 

In augustus 1914 begon het allemaal. Vrachtschip SS Medina gebouwd voor de Clyde-Mallory Company werd in Newport News Virginia USA te water gelaten. Ruim 100 jaar later, ging het schip in oktober 2015 voor het laatst ten anker in Pulau Bintan (Riau, Indonesië) als de Doulos en werd een luxe hotelboot. Vele namen heeft deze boot gekend. Molukkers in Nederland kennen dit schip als de Roma. Eén van de 11 transportboten die de Molukkers in voorjaar 1951 naar Nederland bracht. Op 8 april 1951 arriveerde de Roma in de haven van Rotterdam. Aan boord 901 passagiers, voornamelijk Molukse militairen met hun gezinnen.

‘Vrijgezellenboot’

De 901 passagiers bestonden uit 624 gezinshoofden, 130 echtgenotes, 70 zonen, 62 dochters, 6 pleegzonen, 5 stiefdochters, 2 stiefzonen, 1 moeder en 1 schoonmoeder. De passagierslijst was nauwgezet geregistreerd en dat alles kun je lezen op de website “Molukkers naar Nederland” van het Nationaal Archief te Den Haag. Ook kun je op deze website nagaan wie er met naam en toenaam op de Roma zat. 

Vertrek uit de tangsi. Bij de trein van Tjimahi naar Jakarta voor inscheping naar Nederland met de ‘Roma’.

De overtocht van Indonesië naar Nederland duurde in 1951 ongeveer een maand. Als je wilde weten waar een schip ongeveer voer dan kon je dat toen alleen volgen via de zogenaamde “scheepsberichten” in de kranten. Mobiele telefoons, internet en sociale media waren er nog niet. Ook de Roma is te volgen via de scheepsberichten in de kranten uit die tijd. Die kranten zijn online gezet door de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Zo vermelden de scheepsberichten dat de Roma eind februari 1951 in Surabaya was, 8 maart vertrok uit Jakarta, op 11 maart 500 mijl ten zuidoosten van Colombo voer, 21 maart Aden passeerde en uiteindelijk 8 april afmeerde in de haven van Rotterdam. (Voor meer informatie bezoek je website www.delpher.nl/

De aankomst van de boten met Molukse militairen en de daaropvolgende bezetting van de woonoorden is nauwkeurig gerapporteerd door de contact-ambtenaar E.J. van Baarsel. Hij was als luitenant-kolonel van het KNIL zelf in 1949-1950 gelegerd in Cimahi bij Bandung. Van Baarsel begint zijn verslag met de aankomst van de Roma op 8 april in Rotterdam. Op die datum arriveerde de Roma in Rotterdam. Het schip heeft tot 2009 gevaren onder verschillende namen en eigenaren. In 2009 ging ze uit de vaart. Ze werd onder de naam Doulos verkocht. Sinds 2015 is ze een hotel-boot in Pulau Bintan (Riau).