Skip to main content

Salomé en 1.815 Molukkers kwamen met de Fairsea

5 juni 1951, Lloydkade Rotterdam. 8 uur ‘s ochtends. 1.200 Molukse ex-KNIL militairen, vrouwen en kinderen gaan van boord van de Fairsea. De dag ervoor was het 10e en grootste transport met ruim 1.800 passagiers in Rotterdam aangekomen. Op 6 juni ontscheepten de overige 600 passagiers. 10 mei was de Fairsea vertrokken van de rede van Semarang.

Grootste transport
De Fairsea vervoerde ongeveer 800 mannen en vrouwen en wel 1.000 kinderen. Met het aantal van meer dan 1.800 passagiers was dit ook het grootste transport. Voor een dergelijke hoeveelheid mensen was de Fairsea ook geschikt gemaakt. In 1949 was zij verbouwd tot emigrantenboot met een capaciteit van 1.900 personen. Met ruim 1.800 personen aan boord was het volle bak.

Wat cijfers
De kranten spreken van een aantal van 1.815 passagiers. De lijst op het Nationaal Archief vermeldt 1.834 als aantal, verdeeld over 937 mannen en 878 vrouwen en 19 waarvan geslacht onbekend is. Het verschil in aantal zit in de 19 geslacht onbekend. De lijst van het Nationaal Archief telt 965 kinderen (zonen, pleeg-, stiefzonen en dochters, pleeg- en stiefdochters). De lijst telt 451 gezinnen. Sommige krantenberichten van 5 en 6 juni 1951 spreken ook over 1 geboorte aan boord en 1 persoon die tijdens de overtocht is overleden. Namen zijn vooralsnog niet bekend.

Aankomst in Rotterdam. Molukse passagiers die zijn aangekomen met de Fairsea staan bij een bus in de haven van Rotterdam, op doorreis naar Amersfoort.

Woonoord de Plasmolen
Het grootste deel van de passagiers vond huisvesting in kamp Lunetten in Vught. De anderen werden verdeeld over 20 andere reeds bewoonde woonoorden. Nieuw was kamp de Plasmolen bij Mook.

1.800 passagiers met evenzoveel verhalen en persoonlijke geschiedenissen. 451 gezinnen aan boord. We noemen er hier kort een paar.

echtpaar J.D. Sijahailatua (foto uit archief fam. Sijahailatua)

Familie Sijahailatua
“Ik weet niet zoveel te vertellen over de komst van mijn grootouders met de Fairsea naar NL. En wat ik weet heb ik gevonden op de website van het Nationaal Archief“, zegt Renzo Sijahailatua uit Leerdam. Wie? hoor ik u denken… Ja die Renzo, zelfstandig kok en lachebek. Maar bovenal bekend als fanatieke lange afstandwandelaar van de Nijmeegse Vierdaagse en Kennedymarsen samen met broer Johnny en zus Leontien.

Renzo Sijahailatua (rechts) met broer Johnny

Renzo’s Opa Sergeant J.D. Sijahailatua (2 jan. 1907 – 16 okt. 1987) kwam met echtgenote C. Sijahailatua – Tatipata (15 mrt. 1906 – 12 mrt. 1984) en hun 5 kinderen met de Fairsea naar Nederland.

Renzo somt ze met trots op: “tante Jootje (1936), tante Nel (1937), oom Piet (1939 ), mijn vader Leonard (1941) en jongste tante Christien (1950). Oom Piet en tante Christien zijn al overleden.” De overkomst van de familie naar Nederland heeft Renzo al in 2016 op zijn Facebookpagina gezet met een foto van zijn grootouders. “De foto mogen jullie gebruiken hoor, ik heb toestemming van tante Jootje!”

Vader – Eliza Tuankotta geb. 1920 te Aboru
Moeder – Magdalena Cornelia Pattinussa geb. 1920 te Aboru
en hun zoon Pelipus, geb. 1947 te Denpasar. Foto ca. 1948. (foto uit archief fam. Tuankotta)

Familie Tuankotta
“Mijn ouders zijn vader Eliza en moeder Magdalena Cornelia. Vader en zwangere moeder stapten met hun 2 jonge kinderen, zoon Pelipus (1947) en dochter Elsina (1949) in Semarang op de Fairsea” vertelt dochter Christina Tuankotta. Vader Eliza was soldaat 1e klasse. Hij was gelegerd geweest in Singaraja en Lovina (Bali) en ook in Tanjung Aan op het eiland Lombok.

Christina: “Ik herinner me een verhaal dat mijn moeder vertelde dat op de Fairsea een kind slaapwandelde en nergens meer te vinden was. De ouders sprongen toen allebei het water in. Vanaf dat moment bond mijn moeder Pelipus en Elsina ‘s nachts vast aan het bed.”

Na aankomst in NL ging de familie Tuankotta wonen in woonoord Singel in Woerden. Christina: “Daar ben ik geboren in sept. 1951. Daarna werden nog 3 kinderen geboren: Augustina Dina (1953), Marcus Samuel (1956) en Junus Jusuf (1958).” In 1959 verhuisde de familie naar woonoord Vosseveld en in 1968 naar de Molukse woonwijk in Winterswijk.

Salomé Latuny
Het nieuwsbericht van 12 mei jl. over de Groote Beer noemt de naam Salomé Latuny. Zij was het 15-jarige meisje dat in Port Said van boord was gehaald omdat zij de ziekteverschijnselen van pokken vertoonde. Naar later bleek had ze de waterpokken. In de kranten van 12 mei 1951 werd melding gemaakt dat ze met de volgende boot, de Fairsea, naar NL verder zou reizen.

Tante Magda Latuny – Kipuw, nu 85 jaar oud, reisde als ouder zusje samen met Salomé, onder de hoede van de familie Latuny, naar NL. “Salomé en ik heten Kipuw, maar omdat we onder hoede van de fam. Latuny reisden stonden we als Latuny vermeld op de passagierslijst van de Groote Beer. Salomé is eenmaal hersteld van de waterpokken in Port Said op de Fairsea gestapt.”

Na aankomst in NL ging Salomé bij haar zus Magda en de familie Latuny wonen in woonoord Genapium bij Gennep. “Salomé is in 1961 echter overleden aan de gevolgen van zware brandwonden. Een oliekachel viel om en vatte vlam”, zegt tante Magda Latuny. “ik heb gelukkig nog wel een foto van Salomé in mijn fotoalbum.”

Om verder te lezen:

Vacatures voor vrijwilligers

Het Moluks Historisch Museum kan niet bestaan zonder de onvoorstelbare inzet van de vrijwilligers. We hebben momenteel al vrijwilligers, van een paar uur per jaar tot vast dagen in de week. Toch blijkt dat er meer werk is dan er vrijwilligers zijn.  We hebben een tweetal specifieke vacatures opgesteld en hopen dat er voor u iets tussen zit. Daarnaast zijn we altijd op zoek naar vrijwilligers in verschillende disciplines.

Bibliotheekmedewerker

Museum Sophiahof is de ontmoetingsplaats van Collectieve Erkenning voor de Indische en Molukse gemeenschap. Het museum biedt ruimte voor cultuur en welzijn van en kennis over de doelgroepen. Het Moluks Historisch Museum beheert de bibliotheek van Museum Sophiahof in samenwerking met het Indisch Herinneringscentrum. Voor deze bibliotheek bestaan vacatures voor bibliotheekmedewerkers. 

De taken van de bibliotheekmedewerkers zijn: 

  • Ontvangen en rondleiden van bezoekers; 
  • Registreren van nieuw binnengekomen boeken; 
  • Digitale dossiers maken van thematische onderwerpen. 

De bibliotheekmedewerker beschikt over: 

  • Ervaring met informatiedienstverlening; 
  • Goede contactuele eigenschappen; 
  • Goede mondelinge- en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden; 
  • Affiniteit met de Indische en Molukse gemeenschap; 
  • Affiniteit met literatuur en documentatie; 
  • Kennis van Microsoft Office (met name Word en Excel); 
  • Bereidheid om een nieuwe applicatie (Adlib) aan te leren; 
  • Kennis van het Indonesisch is een pré. 

Bibliotheek Museum Sophiahof biedt: 

  • Een vacature van 6 of 12 uur per week; 
  • Een vriendelijke en ongedwongen werkomgeving; 
  • Een werkplek die coronaproof is; 
  • Toegang tot museale activiteiten: 
  • Reiskostenvergoeding; 
  • Maandelijkse boekpresentaties; 
  • Korting op Indische snacks in het museumcafé. 
     

Reageer op deze advertentie via info@museum-maluku.nl. Wij ontvangen graag uw motivatie en curriculum vitae. Via eerdergenoemde e-mailadres kunt u ook terecht met vragen over de vacature. 

Applicatiebeheerder Adlib

Stichting Moluks Historisch Museum in Den Haag beheert een database waarin de collecties van het museum, het archief en van de bibliotheek zijn opgeslagen. Het museum maakt daarvoor gebruik van Adlib. Voor het onderhoud van deze applicatie is het MHM opzoek naar een vrijwilliger die zich wil ontfermen over het applicatiebeheer. 

Taken van de applicatiebeheerder: 

  • Functioneel- en technisch beheren van Adlib; 
  • Instrueren en begeleiden van (nieuwe) gebruikers van Adlib 
  • Dienen als eersteling vraagbaak voor gebruikers; 
  • Verzorgen van dataexportbestanden ten behoeve van collectiebeheer; 
  • Zorg dragen voor het uploaden van data naar applicaties van samenwerkende partijen, onderhouden van contacten met die partijen.; 
  • Uitvoeren van conversies om collectiebestanden te converteren van en naar Adlib; 

De kandidaat beschikt over: 

  • Ervaring of affiniteit met functioneel applicatiebeheer; 
  • Goede contactuele en pedagogische eigenschappen; 
  • Zelfstandige werkhouding; 
  • Affiniteit met museale collectiebeheer. 

Stichting Moluks Historisch Museum biedt: 

  • Een vacature van 6 -12 uur per week: 
  • Een vriendelijke en ongedwongen werkomgeving: 
  • Toegang tot museale activiteiten; 
  • Reiskostenverhoging; 
  • Korting op Indische snacks in het museumcafé 

Reageer op deze advertentie via info@museum-maluku.nl. Wij ontvangen graag uw motivatie en curriculum vitae. Via eerdergenoemde e-mailadres kunt u ook terecht met vragen over de vacature. 

Vrijwilligers, voor elk wat wils

Vrijwilliger zijn bij het Moluks Historisch Museum is leerzaam. Het maakt niet uit of je veel of weinig ervaring hebt, of veel of weinig tijd kunt spenderen, we hebben voor elk wat wils. Als je al veel ervaring hebt willen we graag dat je je kennis inzet om mensen met minder ervaring op te leiden, en als je geen ervaring hebt is dit een ideale plek om (werk-)ervaring op te doen. 

Reageer! Bijvoorbeeld om een handje te helpen in het archief of communicatie en sociale media. Of een paar uurtjes per week de administratie. Reiskosten worden vergoed! Meld je aan via info@museum-maluku.nl en we nemen snel contact met je op. 

Stichting Moluks Historisch Museum biedt: 

  • Een vacature van 6 -12 uur werk week: 
  • Een vriendelijke en ongedwongen werkomgeving: 
  • Een werkomgeving die coronaproof is; 
  • Toegang tot museale activiteiten; 
  • Reiskostenverhoging; 
  • Korting op Indische snacks in het museumcafé 

We zijn weer geopend vanaf 1 juni!

Maar reserveren van uw bezoek is verplicht.

Het Museum Sophiahof gaat weer open op maandag 1 juni om 12.00 uur. 

Daar zijn wij, staf, vrijwilligers van het Moluks Historisch Museum en de betrokken organisaties Indisch Herinneringscentrum, Stichting Pelita, Stichting Nationale Herdenking 15 Augustus 1945 en het Indisch Platform, heel erg blij mee. 

We staan te popelen om u weer te ontvangen. 

De gezondheid van onze bezoekers, vrijwilligers en staf blijft op de eerste plaats staan. Dus zijn we samen met Museum Sophiahof op dit moment druk bezig om allerlei voorbereidingen te treffen zodat bezoekers van de tentoonstelling onderling op anderhalve meter afstand blijven. De balie wordt aangepast en we zorgen voor voldoende handpompjes met desinfectiemiddel.

Bovendien is het verplicht uw bezoek te reserveren. We zullen gaan werken met tijdvakken, zodat er niet teveel mensen tegelijk binnen zijn. Houdt u er dus rekening mee dat u niet altijd op het door u gewenste tijdstip kunt komen. We hopen op uw begrip voor deze situatie.

Wilt u weten welke maatregelen we nog meer hebben genomen of heeft u nog vragen? Klik dan hier.

U kunt uw reservering kenbaar maken door te bellen naar 070-2005060 tijdens onze openingstijden (11.00-17.00 uur) of per mail info@museumsophiahof.nl. U wordt dan zo snel mogelijk teruggebeld.

Mijn naam is Asturias

Op woensdag 16 mei 1951 meerde het Britse schip Asturias rond 5 uur af aan de Javakade in de haven van Amsterdam. Ontscheping vond plaats de volgende morgen. Het was het 9e transport van ruim 1700 Molukse ex-KNIL militairen met hun gezinnen. Aan boord ruim 750 kinderen onder de 12 jaar en ook vele zwangere moeders. Zover bekend zijn 45 kinderen geboren tijdens de overtocht. Velen kregen de naam Asturias.

De Asturias vertrok op 23 april uit Tanjung Priok met 150 gezinnen afkomstig van de kampementen van Jakarta en Cimahi bij Bandung. Een dag later stapten nog eens 240 gezinnen aan boord in Semarang. Vier compagnieën uit Semarang en één die eerder gelegerd was in Surabaya.

Tijdens de reis stierven 2 baby’s kort na hun geboorte. Ook ibu Tauran, moeder van 11 kinderen waarvan 3 kinderen achtergebleven waren op Ambon, kwam kort voor aankomst in NL te overlijden. De drie kregen een zeemansgraf.

45 kinderen geboren
Op de passagierslijst die gepubliceerd is door het Nationaal Archief Den Haag, zouden maar 7 kinderen geboren zijn aan boord van de Asturias. Vier meisjes: A. Roemloes, S. Sahureka, R.M. Selanno en H.R.A. Turumena. En 3 jongetjes: Asturias Ohorella, G.A. Rering en M.A. Sahureka.

Dat aantal is niet correct. De Molukse botenspecialist Jim Worung noemde in 2011 in een artikel in het Molukse tijdschrift Marinjo de geboorte van 45 baby’s op de Asturias. Onder die 45 een tweeling.

De tweeling Aden en Asturias geboren bij Aden.
Bron: Het Parool 17 mei 1951

Asturias is de naam
Ik noem er een paar die mij bekend zijn: de reeds genoemde Asturias Ohorella uit Waalwijk, Bram Asturias Saya uit Deventer, Martina Josina Asturias Pattinama uit Sittard, Frans Asturias Latupeirissa uit Deventer en Marthin Asturias Malawauw uit Leerdam.

Marthin Asturias Malawauw
Soldaat 1e klasse Falikis Malawauw (geb. 1914) was met echtgenote Wilhelmina Malawauw – Mual (geb. 1922) en hun 2 jonge zonen Pelpinus en Joop in Semarang op de boot gestapt. De familie kwam uit Surabaya waar vader Falikis eerder gelegerd was. Op 26 april 1951 werd hun derde zoon geboren toen de Asturias op 1700 mijl ten zuidoosten van Colombo (Sri Lanka) voer. Hij kreeg de naam Marthin Asturias Malawauw, afgekort tot Yas.

Na ontscheping in Amsterdam vond de familie huisvesting in kamp Vught. Met een korte onderbreking in kamp Conrad in Rouveen, verbleef de familie vanaf 1954 weer in kamp Vught. Bung Yas woont nu in Leerdam, is een trotse opa en … fervent aanhanger van Feijenoord!

Klas 1 Kampschool Lunetten Vught, schooljaar 1957/1958.
Helemaal rechts vooraan Marthin Asturias Malawauw. (Foto: MHM/coll. P.G. Lanting)

Frans Asturias Latupeirissa
Het echtpaar soldaat 1e klasse J.P. Latupeirissa (geb. 1927) en Wilhelmina Latupeirissa-Saptenno waren in Semarang aan boord gegaan. Op 26 april werd hun eerste zoon geboren met de namen Frans Asturias. En zoals alle baby’s geboren op het Britse schip Asturias kreeg Frans een engels geboortecertificaat en was hij gerechtigd voor de aanvraag van de Britse nationaliteit.

Geboorte certificaat Frans Asturias Latupeirissa, geboren op 26 april om 18.20 uur

De familie kwam te wonen in woonoord Utrechtsestraatweg in Woerden. Daar werden overigens veel gezinnen van de Asturias geplaatst waarvan de vrouw net bevallen was of binnenkort zou moeten bevallen. In 1953 verhuisde de familie voor een korte tijd naar kamp Rijckholt bij Eysden om vervolgens in 1954 in kamp de Haar in Randwijk te gaan wonen.

Frans Asturias samen met jonger broertje Tjada en zus Jet in kamp “de Haar” Randwijk,
omstreeks 1958. (Foto: collectie F. Latupeirissa, Deventer)

Frans kreeg 5 broers en een zus. De familie ging in de jaren ’60 wonen in de Molukse wijk van Vaassen. Zoals zoveel Molukse jongeren ging Frans naar de sociale academie. Bung Frans woont nu in Deventer en is nog erg actief in het (Moluks) maatschappelijk leven.

Oproep: het Moluks Historisch Museum vraagt zich af welke kinderen allemaal de naam Asturias hebben gekregen. Geef het ons door!

De coverfoto toont kleine Frans Latupeirissa met zijn moeder in kamp Utrechtsestraatweg in Woerden. ca. 1952-1953. (Fotocollectie: F. Latupeirissa)

Om verder te lezen:

Arunees Jan en Adautnees Marcus op de Somersetshire

Om 9.00 uur ‘s ochtends op dinsdag 15 mei 1951 kwam de Somersetshire aan in de haven van Amsterdam. Het was het 8e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen uit Indonesië. Om 10.00 volgde de ontscheping. Soldaten 2e klasse Jan Rorafui uit Aru en Marcus Uwuratuw uit Tanimbar waren aan boord evenals 3 nieuwgeboren baby’s.

Eerder op 10 april 1951 was de Somersetshire uit Surabaya vertrokken met aan boord 560 Molukkers. In de ochtend waren ze aan boord gegaan waaronder 266 kinderen. In Amsterdam arriveerden 3 kinderen meer.

Immers tussen Port Said en Amsterdam werden een meisje en 2 jongetjes geboren. Geronica Christina Patty heette het meisje. De jongetjes heette Gerard Melchisedek Lalin en Thomas Somersetshire Surewene.

Provinciale Drentsche en Asser Courant, 16 mei 1951

Somersetshire
De in 1921 in Belfast gebouwde Somersetshire werd in 1948 verbouwd tot emigrantenschip en voer tussen Australië en Europa. In de jaren 1950 en 1951 heeft ze 4 troepentransporten verzorgd om militairen naar Nederland te brengen.

Jan Rorafui (1925-13 november 1990†)

Jan Rorafui (1925 – 13 nov. 1990 †)
Jan Rorafui kwam uit het dorp Hokmar op het eiland Aru. Hij is geboren in 1925 als jongste kind uit een gezin met 4 broers en 1 zus. Zijn geboortedatum is niet precies bekend. 25 februari 1925 staat op de passagierslijst vermeld.

“Maar de familie vierde Jans verjaardag altijd op 10 juni”, vertelt echtgenote Klaske Rorafui – van der Loon uit het Friese Drachten. “Al op jonge leeftijd verloor hij zijn vader en toen hij tijdens zijn lagere school in Dobo (Aru) bij een gastgezin woonde, overleed ook nog eens zijn moeder”.

Na de inval van de Japanners in 1942 vluchtte Jan het oerwoud in. Er is niet zoveel bekend over hoe hij als soldaat 2e klasse bij het KNIL is gekomen. “Hij heeft er nooit iets over verteld. Ik weet alleen dat hij in trucks reed en dat hij met de Somersetshire naar Nederland is gekomen en vervolgens in woonoord Schattenberg kwam te wonen.”

Daar raakte hij bevriend met twee andere oud-militairen uit Aru: Max Djilarpoin en Noes Goergoerem. Bij de familie Goergarem woonde hij in, eerst in Schattenberg, later ook in Assen. Jan ging in 1966 werken bij Philips in Drachten. Scheerapparaten in elkaar zetten.

“In 1968 zijn we getrouwd”, zegt mem Klaske. Lachend vertelt ze hoe haar man een paar jaar eerder tijdens de TT-nacht in Assen bij een waarzegster kwam. En die voorspelde hem: “U zult trouwen met een vrouw uit het Noorden!” En zo geschiedde.
Jan uit Hokmar Aru werd heit van 2 zonen in het Friese Drachten.

soldaat 2e klasse Marcus Uwuratuw met echtgenote Dorsila Uwuratuw – Luturmasse

Marcus Uwuratuw (7 febr. 1921 – 31 mei 1994†)
Soldaat 2e klasse Marcus Uwuratuw kwam uit het dorp Adaut van het eiland Pulau Selaru (Tanimbar). Hij was getrouwd met dorpsgenote Dorsila Luturmasse die op 24 maart 1924 geboren was. Op 10 november 1942 werd hun zoon Gijsbert Martinus Ibe, roepnaam Dion, geboren, kort na de Japanse inval in Nederlandsch-Indië.

“Pa heeft weinig verteld over de oorlogsjaren en over de jaren als KNIL-militair daarna”, zegt Thijs Uwuratuw, de jongste van zeven uit het gezin Uwuratuw. “Wat we wel weten is dat Pa gelegerd was in Surabaya en daar met Ma en oudste broer Dion op de Somersetshire is gestapt.”

Na aankomst in Nederland vond de familie huisvesting in Lunetten, kamp Vught. “Mijn vijf zussen en ik zijn in Nederland geboren. Rond 1956 zijn we verhuisd naar kamp Coehoorn bij Muiderberg en in 1958 naar kamp Golflinks bij Arnhem”, vertelt Thijs.

“Uiteindelijk verhuisden we naar de woonwijk in Zevenaar. Daar hebben mijn ouders tot hun dood gewoond.”

Om verder te lezen:

De Groote Beer in bewegende beelden

over de familie Akihary, pokken en Salomé

Op zaterdag 12 mei 1951 kwam het 7e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen aan in de haven van Amsterdam. Kapitein De Wild meerde het schip af aan de Javakade voor de loods “Holland” van Stoomvaart-Maatschappij Nederland.

De Groote Beer vertrok op 12 april uit Semarang en via Tanjung Priok, de haven van Jakarta, voer het schip uit naar Amsterdam. Aan boord 765 passagiers, 395 Molukse mannen en 370 Molukse vrouwen, onderverdeeld in 198 gezinnen en 394 kinderen/ jongeren.

Mijn Opa Petrus Akihary (3e van links) met zijn jonge zonen Willem Arnol (2e van links) en Johannis (rechts). De militair rechts met bril is soldaat 1e klasse Oom Izaak Akihary.

Familie Akihary
Aan boord ook mijn Opa en Oma Akihary en hun 7 kinderen, waaronder mijn vader Pieter Paul. Sergeant – Majoor instructeur P. Akihary met legernummer 081811000 was met echtgenote Jacoba Akihary – Nahumury, zonen, Domingus (1929), Pieter Paul (1932), Johannis (1938), Willem Arnol (1940), Melchior (1948) en dochters Martha (1936) en Liza (1950) in Semarang aan boord gegaan.

Op de passagierslijst staan ook andere namen Akihary. Allemaal familie, behorend tot de keluarga besar Akihary. En satu kampong, afkomstig van één en hetzelfde dorp van herkomst op de Molukken: Aboru.

Mijn vader Piet, 19 geworden tijdens de overtocht, samen met zijn vrienden

Bewegende beelden
Heel bijzonder is dat er bewegende beelden zijn van de overtocht met de Groote Beer. Bijzonder ook omdat dit de enige filmbeelden zijn die gemaakt zijn van de overtocht van Molukkers naar Nederland. Dank aan het bemanningslid van de Groote Beer die tijdens de zeereis heeft gefilmd en ook nog in kleur. U kunt de reis zelf meemaken van de haven van Tanjung Priok, via Aden, het Suezkanaal en Port Said, via de Middellandse Zee naar Amsterdam.

https://youtu.be/1UiTiqVG1rA
Het leven aan boord van het schip De Groote Beer

Pokken?
Verschillende kranten in Nederland berichtten op 11 mei 1951 dat de opvarenden van de Groote Beer uit voorzorg enige dagen geïsoleerd worden in kamp Amersfoort. Reden was een vermoeden van pokken bij een zieke passagier die in Port Saïd van boord was gehaald.

Wie was die passagier?
Antwoord op die vraag geeft de Telegraaf op 14 mei 1951 in het krantenbericht “Groote Beer voer naar Port Saïd terug”. De passagier was het 14-jarige Ambonese meisje Solomé Latuny. Zij bleek geen pokken te hebben maar waterpokken. De Telegraaf meldde geruststellend: “Salome voelt zich al weer bijna beter. En het zal niet lang duren of zij zal in Nederland aankomen, hersteld en wel.”

Ook enkele andere passagiers bleken waterpokken te hebben. En niet de pokken zoals mijn tante, Martha Anthony – Akihary, dacht: “Wat ik nog tijdens de overtocht kan herinneren was dat op de boot pokken uitbrak. Eén van de patiënten was mijn zusje Liza, toen pas 1 jaar oud. Het gevolg hiervan dat wij in Suez onderzocht werden. Een groot aantal knappe uitziende jonge artsen kwam op de boot om het hele transport van militairen en gezinnen te onderzoeken.”

Uit: Dagblad De Tijd 11 mei 1951. In de dagen rond de aankomst van de Groote Beer was er in Nederland een lichte pokkenepidemie in m.n. omgeving Tilburg.

Ontscheping volgde zondag 13 mei om 9 uur ’s ochtends.

Om verder te lezen:

563 kinderen op de Skaubryn

Op 10 mei 1951 kwam het 6e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen aan in de haven van Rotterdam. De Skaubryn was op 14 april vertrokken vanuit Surabaya. Aan boord 1198 Molukkers waaronder 9 Marine Molukkers en 563 kinderen. 2 baby’s stierven tijdens de overtocht.

Het motorschip Skaubryn is in opdracht van de Noorse Rederij I.M. Skaugen in het Duitse Kiel gebouwd. Begin 1951 volgde de afbouw in het Zweedse Landskrona als emigrantenschip met 1000 bedden. In maart voer de Skaubryn voor het eerst naar Australië. Meteen bij de eerste thuisreis deed ze Surabaya aan om Molukse militairen en hun gezinnen aan boord te nemen met bestemming Rotterdam.

Meer dan 100 baby’s
1198 Molukkers vertrokken met de Skaubryn uit Surabaya naar Nederland. Dat aantal was verdeeld onder 348 Molukse militairen met een tijdelijke KL-Status, 9 Marine Molukkers, 276 vrouwen en 563 kinderen waarvan meer dan honderd baby’s.
Twee baby’s overleden tijdens de reis vanwege de hitte. Het schip bleek niet goed voorbereid te zijn op de hitte van de Tropen.

Het was warm op de Skaubryn
Commanderend officier Troepen (COT), P.G. Hilgersom, hoofdverantwoordelijke voor het transport schreef erover in zijn verslag. “Legering in de hutten en ruimen is goed, echter zeer warm”. Ook de airconditioning in de 3 eetzalen werkte onvoldoende.

Corvee
“Een schip als dit is niet geschikt voor vervoer van een zo groot aantal kinderen en vrouwen, aangezien alle werkzaamheden aan boord door de passagiers moeten geschieden.” Dat betekent dat alle werkzaamheden of corveediensten door de mannen verricht moeten worden. “Alleen voor de keuken, bakkerij, slagerij en cafetaria’s enz. zijn dagelijks 200 man nodig, terwijl voor het schoonmaken van hutten, verblijven, W.C.’s, badkamers, salons en dekken ± 100 benodigd zijn”
Hilgersom merkt droogjes op: “Hieruit blijkt dus dat alle mannen gedurende de gehele reis werkzaam moeten zijn.”

Aankomst in Rotterdam
De Molukse militairen en gezinnen werden op 11 mei ondergebracht in de kampen Overbroek bij Kesteren (Gld) en Wite Pael bij Sintjohannesga (Frl). De 9 Marine Molukkers vonden opvang bij de Marine. Oud-KNIL officier en contactman E.J. van Baarsel heeft de aankomsten van de boten beschreven. In zijn verslag over de aankomst van de Skaubryn lezen we:

“Een Ambonees stond met bewondering te kijken naar een splinternieuwe papieren Nederlandse gulden met de beeltenis van de Koningin [=Juliana, red.], die hij pas ontvangen had. Toen hij mij zag, zei hij: ‘toewan ini betoel, tapi di Indonesia pakai rotkop Soekarno’”. (vert: “Meneer, deze is juist, maar in Indonesie met die rotkop van Soekarno”)

Om verder te lezen:

Chris Tamaela en Glenn Fredly, twee Molukse iconen gingen heen

In april verloren de Molukken twee iconen op het gebied van het Moluks erfgoed. Op 8 april overleed in Jakarta R&B artiest en songwriter Glenn Fredly Latuihamallo (1975) plotseling aan een hersenvliesontsteking. Amper 10 dagen later, op 19 april, overleed etno-musicoloog Chris Tameala (1957) in Ambon, hij leed aan suikerziekte en had longproblemen. De begrafenis van Glenn Fredly en Chris Tamaela konden we in Nederland via social media bijna live meemaken. Glenn Fredly en Chris Tamaela vertegenwoordigden verschillende generaties en muziekstijlen, terwijl ze ook op elkaar leken.

Glenn Fredly was een veelzijdige artiest die thuis was in verschillende muziekstijlen van R&B tot Jazz, hij was producent en acteur en won diverse prijzen. Weliswaar geboren in Jakarta was hij intens betrokken bij de Molukken. Zijn prijswinnende film ‘Cahaya dari Timur, Beta Maluku’ (Light from the East, I am Moluccan) uit 2014 was daarvan wel het grootste bewijs. Deze speelt tegen de achtergrond van het conflict tussen Moslims en Christenen aan het begin van deze eeuw en laat zien hoe tegenstellingen kunnen worden overkomen door een elftal samen te stellen uit beide geloofsgemeenschappen. Met deze productie toonde hij zich ook ambassadeur van de Molukken, want hij koos grotendeels voor jonge Molukse acteurs en liet hen de dialogen in het ‘Moluks Maleis’ voeren. Een niet onbelangrijke keuze als je bedenkt dat ‘Moluks Maleis’ in Indonesië als ‘niet netjes’ wordt gezien.

Met deze productie toonde hij zich ook ambassadeur van de Molukken

Chris Tamaela was van een andere generatie, een begin zestiger. Chris was meer bezig met de traditionele, of beter gezegd oorspronkelijke muziek van de Molukken. Hij was niet alleen etno-musicoloog, hij was ook dominee en gaf les op de UKIM (Universitas Kristen Maluku, Christelijke Universiteit Molukken). Volgens dichter en journalist, Rudy Fofid, was hij ook erg geliefd door en inspirerend voor studenten aan de Pattimura Universiteit. Op 9 juni 2015 promoveerde hij aan de Vrije Universiteit in het kader van een programma waarin drie Molukse predikanten uit Nederland en drie uit de Molukken een proefschrift schreven. In zijn proefschrift verbond Chris Tamaela zijn etno-musicologische achtergrond met zijn predikantschap. Hij analyseerde de muziek die in de Molukse kerk werd gebruikt en constateerde dat deze volledig westers was geworden. Daarom pleitte hij voor het terugbrengen van de oorspronkelijke Molukse instrumenten en muziek in de kerk. Hij noemde dat Supu-isatie. Een mooie term die mij indertijd inspireerde om een column over zijn promotie te schrijven.

Muziek als communicatiemiddel

Glenn Fredly heb ik zelf helaas nooit mogen ontmoeten, Chris Tamaela wel. Meerdere keren zelfs, de laatste keer vorig jaar november in Ambon. Een van de eerste keren na zijn promotie was tijdens een workshop die hij bij het Museum voor Volkenkunde in Leiden gaf. Hij is een van de weinige mensen die mij ertoe aan kon zetten om publiekelijk een instrument te bespelen. Hoe? Door te praten over muziek als communicatie en hoe mensen elkaar begroeten en zich met muzikale codes aan elkaar bekend maken. Dan wees hij met zijn vinger en moest je wel.

Sommige mensen spreken meerdere talen vloeiend en kunnen gemakkelijk switchen van de ene naar de andere taal, maar hebben één basistaal. Chris Tamaela’s basis taal was muziek. Tijdens een seminar voor mijn oratie zou hij een paper presenteren. Ik herinner me dat hij bezig was om op het laatste moment nog een verhaal op zijn laptop te zetten. Maar toen hij moest presenteren gin het pas goed toen hij een instrument in handen had en met ons kon communiceren via muziek. Hij deed dat opnieuw op de Konferensi Budaya Maluku (Conferentie over Molukse cultuur) in Dobo in november 2018. Het is een bijzondere gave om zo via muziek te kunnen communiceren en mensen mee te nemen.

Glenn Fredly, een ambassadeur van de Molukken

Glenn Fredly was een vertolker van de Molukse inbreng in R&B, Jazz en film. Chris Tamaela was een belangrijke verteller van de oorspronkelijke Molukse muzikale cultuur. Maar hij pleitte er juist ook voor om overal in de natuur instrumenten te zoeken, zoals blijkt uit filmpjes op You Tube. Beiden waren erg verbonden met de Molukken en waren ambassadeurs van de Molukken. Maar ze waren ook bruggenbouwers tussen de Molukken, Indonesië en Nederland. De reacties op het overlijden van beiden in Nederland waren indrukwekkend. Glenn Fredly had hier meerdere keren opgetreden. De foto op zijn wikipediapagina is van een optreden in Nederland. Van Chris Tamaela zijn legio opnames gemaakt tijdens zijn verblijf in Nederland. Hij gaf tal van workshops, zoals in het Tropenmuseum en in de Molukse kerk Gunung Batu te Amsterdam.

Met Glenn Fredly en Chris Tamaela verliezen niet alleen de Molukken iconen, maar Molukkers over de hele wereld verliezen twee creatieve en enthousiaste bruggenbouwers die het erfgoed in stand hielden en hielpen uitbreiden.

Conservator bij het MHM

Beste lezers,

Ik ben Huib Akihary uit Rotterdam, 62 jaar oud, zoon van Piet (1932-2012) en Lies Akihary, kleinzoon van Opa Betus Akihary (1908-2000) en Jacobina Akihary-Nahumury (1910-1982). Anak Aboru dus. 

In ben in 1986 afgestudeerd in de kunst- en architectuurgeschiedenis. Kunst, architectuur, geschiedenis en cultuur heeft mijn bijzondere interesse. Als freelance kunsthistoricus doe ik onderzoek, verzorg ik publicaties en geef lezingen en workshops in Nederland en Indonesië. Ook maak ik tentoonstellingen in opdracht van musea in Nederland waaronder het Rijksmuseum in Amsterdam. In de jaren ’90 was ik betrokken bij het MHM en deed onderzoek naar de Molukse woonoorden. In de jaren 2009 tot 2011 was ik kort directeur van Museum Maluku in Utrecht. Sinds 2012 houd ik me vooral bezig met erfgoed in Nederland en Indonesië. 

In de afgelopen jaren ben ik actief betrokken bij verschillende initiatieven, zoals de Molukse Dag op het Kwaku Summer Festival in Amsterdam, stichting Rhythm of Maluku en stichting Moluccan Future Foundation

Samenstellen en beheer

Als conservator bij het MHM ben ik verantwoordelijk voor de samenstelling en het beheer van de museumcollectie. Die collectie bestaat bij het MHM uit een aantal delen: cultuurhistorische objecten, foto-archief, audio-visueel materiaal, archieven, databank en een uitgebreide bibliotheek met boeken, tijdschriften, krantenknipsels en brochures. 

Eén van mijn taken als conservator is om de collectie te ontsluiten door die goed te documenteren, door het geven van lezingen en door te schrijven over de Molukse geschiedenis en cultuur ahv objecten uit de collectie. 

Daarnaast ben ik ook inhoudelijk verantwoordelijk voor de permanente tentoonstelling en wisselexposities. Bij het MHM staan voor 2021 een wisselexpositie en de permanente tentoonstelling gepland. De samenstelling en invulling gebeurt overigens in nauwe samenspraak met bestuur MHM en met directeur Henry Timisela

Plannen

De ruimtes in Sophiahof zijn beperkt en vooralsnog ook ons budget. Het zal daarom een extra uitdaging zijn om het Molukse Geheugen of zo U wilt de Molukse Erfenis aantrekkelijk en toegankelijk te maken en te presenteren vanuit een nieuw breder perspectief. Een perspectief dat niet alleen interessant is, maar ook hopelijk zal prikkelen en zal uitnodigen tot reflectie en verdieping. U zal het van dichtbij kunnen volgen en naar wij hopen ook een niet-Moluks publiek. Over de verbreding van het perspectief gericht op een breed publiek heb ik veel met directeur Henry Timisela gesproken in de afgelopen weken. Ook over wat en over het hoe we het gaan doen. Daarbij werd een ding heel duidelijk. De inbreng van met name de jongere Molukse generaties is van wezenlijk belang. 

Samen met directeur Henry en het bestuur heb ik er alle vertrouwen in. Wij werken voorlopig nu in stilte achter de schermen. Maar hopelijk kunt u weer gauw het museum bezoeken. Blijf alle updates volgen via de website en via de sociale media. Like us, reageer en laat u horen! En mag ik U vragen om ons te steunen?  

Word Vriend van het MHM! 

Engelse koks op de New Australia

Op 29 april 1951 kwam het 5e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen aan in de haven van Amsterdam. De New Australia was op 7 april vertrokken van de IJmuidenkade in de haven van Surabaya. Aan boord 497 KL-militairen en 1083 Molukse ex-KNIL militairen met gezinsleden. Kapitein D. Aitchinson stond aan het roer van dit Engelse schip

De SS New Australia is in 1931 als luxe passagiersboot gebouwd bij de werf Vickers-Armstrong Shipbuilders Ltd. nabij Newcastle-upon-Tyne (UK). Opdrachtgever was de Engelse rederij Furness, Whithy en Co. Onder naam Monarch of Bermuda voer het tot 1939 als cruiseschip tussen New York en de Bermuda’s. Kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd het verbouwd tot troepentransportschip en ingezet bij verschillende konvooien. Na de oorlog kocht de Britse overheid het schip en liet het ingrijpend verbouwen tot emigrantenschip voor 1600 passagiers. Onder de nieuwe naam New Australia bracht het emigranten naar Australië.

Op twee van de terugreizen naar Europa heeft de New Australia passagiers opgepikt op Java. Het eerste transport vertrok op 5 oktober 1950 met 1603 repatrianten van Tanjung Priok naar Rotterdam. Op 7 april 1951 volgde een tweede transport van 497 KL-militairen en 1083 Molukse militairen met hun gezinnen. De New Australia heeft tot 1966 gevaren. De laatste jaren onder de naam Arkadia van de Griekse rederij Greek Line. 
Meer over de geschiedenis van de New Australia kunt u lezen op de MHM –website in de rubriek  “de Collectie vertelt… over de New Australia”

Eerste transport 5 oktober 1950 

Met het eerste transport op 5 oktober 1950 ging de Fam. Balk mee. Vader P. Balk, moeder W. Balk – v.d. Zijl en hun 6 kinderen waaronder de dochters Sonja, Yvonne en Astrid. Na aankomst in NL werd de familie gehuisvest in het D.U.W.-kamp `De Haar’ bij Randwijk gemeente Heteren in de Betuwe. Dochter Sonja: “In groene houten barakken met potkachels. De moeders leerden daar hoe ze de kachel aan moesten maken met turf en eierkolen en de moeders leerden in de algemene keuken de Hollandse pot klaar maken.” In mei 1954 kwamen de eerste Molukkers in kamp De Haar wonen. 

Tweede transport 7 april 1951 

1.083 Molukse passagiers embarkeerden de New Australia op 6 en 7 april 1951. 587 Mannen, 495 vrouwen en 1 waarvan geslacht onbekend is. Namen van passagiers kunt u zelf vinden op de website `Aankomst van Molukkers’ van het Nationaal Archief. 

In de serie “Twaalf vaarten, twaalf verhalen” publiceerde het MHM in 2016 het mooie verhaal over Hanoch Marwa die met vrouw en 4 zonen de overtocht maakte met de New Australia. Zoon Eddy Marwa blikte destijds terug.  

Bron: delpher.nl 

De overtocht uit Indië van de Molukse militairen met hun gezinnen voorjaar 1951 is goed gedocumenteerd. Talloze berichten verschenen hier over in kranten in Nederland en in Indonesië. Deze krantenberichten zijn nu online terug te vinden op www.delpher.nl, de databank van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Ruim 300 artikelen gaan over de overtocht met de New Australia. 

Een paar voorbeelden geven wij hier: 

Algemeen Handelsblad, 1 maart 1951 

Majoor Mochtar Lubis, woordvoerder van het Indonesische ministerie van Defensie heeft aan Aneta medegedeeld dat 2 april de laatste Nederlandse militair uit Indonesië zal vertrekken. Op 1 maart 1950 melden vrijwel alle kranten in NL het nieuws. 
(Bron www.delpher.nl) 

De Vrije Pers 6 april 1951

(Bron www.delpher.nl)

Nieuwe Courant 6 april 1951

(Bron www.delpher.nl)

Het krantenartikel `K.L.-personeel op weg naar Nederland’ in de “Nieuwe Courant” van 6 april 1951 beschrijft de boot en het komende vertrek met de Molukse passagiers. 

“Aan boord zagen wij een zwembad, en bioscoopzaal, schitterend ingerichte rooksalons, een bar, een winkelgalerij en natuurlijk ook een hospitaal. Echter geen kraamvrouweninrichting, want aan boord van de New Australia mogen geen kinderen geboren worden. Vrouwen in hoogst zwangere toestand moeten op een volgend schip wachten, want aan boord van dit schip kunnen ze niet geholpen worden.” 

Over de maaltijden lezen we:
“De ex K.N.I.L.-leden en hun gezinnen zullen aan boord langzamerhand overgeschakeld worden op het Europese menu. Het ligt in de bedoeling, om gedurende de eerste week uitsluitend rijsttafel te serveren. In de tweede week wordt het menu afgewisseld met aardappelen, vlees en groente en in de derde week komt uitsluitend Europese pot op tafel”.

De Engelse koks aan boord werden overigens voor de `rijsttafel’ geïnstrueerd door 3 Molukse militairen. 

Nieuwsblad van het Zuiden, 29 april 1951 

(Bron www.delpher.nl)

Op 29 april arriveerde de New Australia in Amsterdam en meerde af aan de Javakade. Ontscheping volgde de volgende ochtend vroeg. Via kamp Amersfoort. Bussen brachten de mensen vervolgens naar verschillende kampen: Rodanborgh in Aardenburg, Graetheide in Geleen, Tungelroy, de Schaffelaar en de Biezen in Barneveld, Geesbrug, Stuifzand bij Ruinen en Heythuysen.
De alleenstaanden vonden huisvesting in de vrijgezellen- of boedjang-kampen Eind van ’t Diep en -hoe toepasselijk- Pikbroek bij Steenwijk.