Skip to main content

Tag: molukkers

Actie Wassenaar 1970 – Een wake up call

Een variant van de poster met een groepsfoto van de actievoerders van de actie Wassenaar 1970 heeft een nieuw leven gekregen. De oorspronkelijke poster had een roodachtig achtergrond met boven groepsfoto in vlammende letters geschreven ‘Wassenaar’ en eronder ’35 pahlawan RMS’ (35 RMS helden). Op de nieuwe versie prijken dezelfde letters, maar nu in goud, tegen een achtergrond met de RMS vierkleur en staat onder de foto: Mena-Muria 31 augustus 1970 – 31 augustus 2020. Het is een oproep voor de vijftigjarige herdenking van de actie.

De actie Wassenaar, de bezetting van de residentie van de Indonesische ambassadeur op 31 augustus 1970, was de eerste van een serie radicale acties in de jaren zeventig. Na een dag gaven de jongeren zich over, nadat door de Nederlandse regering beloofd was dat er gesprekken kwamen tussen de Nederlandse regering en de Molukse leiders. Begrijpelijkerwijze wordt die eerste actie overschaduwd door de treinkapingen en gijzelingsacties van 1975 en vooral die in de Punt en Bovensmilde van 1977 toen de acties met veel geweld werden beëindigd waarbij doden vielen. Dat de actie Wassenaar vaak in de schaduw staat is niet helemaal terecht. In meerdere opzichten was de actie een belangrijk moment. Binnen de Molukse gemeenschap en de politieke strijd en voor de relatie met de Nederlandse samenleving. Maar ook voor de Nederlandse overheid, voor hen was het zelfs een soort wake-up-call.

Dat de actie Wassenaar vaak in de schaduw staat is niet helemaal terecht. In meerdere opzichten was de actie een belangrijk moment.

Tegen het einde van de jaren zestig kwamen Molukse jongeren steeds vaker in aanvaring met Nederlandse jongeren. Er werd wel gesproken over een opkomende ‘Black Power-mentaliteit’ onder Molukse jongeren om erop te wijzen dat Molukse jongeren zich steeds zelfverzekerder en trots op hun eigen identiteit de confrontatie met hun Nederlandse leeftijdsgenoten en de Nederlandse overheid aangingen. Dat ging in eerste instantie niet om politieke zaken. Met de actie Wassenaar kreeg die confrontatie bij wijze van spreken een politiek militante dimensie, waarna ook daadwerkelijk contacten met de Amerikaanse beweging kwamen.

Vanuit de Nederlandse samenleving kwam een depolitiserende reactie. De jongeren zouden vooral in actie zijn gekomen uit boosheid over de behandeling van hun ouders, dus niet politiek, en/of zij zouden de dromen van hun ouders najagen. Tegen deze interpretaties namen de jongeren duidelijk stelling: het was hun eigen idee en Nederland moest niet denken dat zij door hun ouders waren opgehitst.

Overbrugging en samenwerking

Intern zorgde de actie Wassenaar voor een overbrugging tussen deels rivaliserende RMS bewegingen. De RMS regering in ballingschap van ir. J. Manusama die in 1966, na de executie mr.dr. Ch. Soumokil, was opgericht had in 1969 concurrentie gekregen van een tegenregering onder leiding van generaal I. Tamaela. Beide presidenten hadden de beschikking over eigen ‘veiligheidskorpsen’. Tameala’s korps werden commando’s genoemd, en bij Manusama was dat het Korps Pedjagaan Keamanan (Korps voor bewaking van veiligheid). Daarnaast was er een stroming RMS jongeren die zichzelf als onafhankelijk beschouwden en niet perse voor een van beide presidenten waren. Toen in de zomer van 1970 bekend werd dat de Indonesische president Suharto op 1 september naar Nederland zou komen voor een staatsbezoek, besloten jongeren hem een warm welkom te geven.

De jongeren lieten zien dat zij in staat waren om voor het politieke doel tegenstellingen terzijde te schuiven

Leden van Manusama’s KPK kregen hoogte van dat initiatief namen het vervolgens over. De actie groeide uit tot een plan om drie objecten te bezetten, het Indonesisch consulaat in Amsterdam, de Indonesische ambassade in Den Haag en de Indonesische residentie in Wassenaar. Op het laatste moment ging alleen de laatste actie door. Tijdens de voorbereidingen groeide de groep die bij de actie(s) betrokken werd. De jongeren kwamen uit alle RMS stromingen, waardoor de actie Wassenaar een teken werd van gezamenlijkheid. De jongeren lieten zien dat zij in staat waren om voor het politieke doel tegenstellingen terzijde te schuiven.

Voor de Nederlandse autoriteiten was het een wake-up call. De confrontaties tussen Molukse en Nederlandse leeftijdsgenoten hadden hen er al van doordrongen dat er iets moest gebeuren met de relatie tussen Molukkers en de Nederlandse samenleving. Men sprak wel van ‘normalisatie’ van de relatie. Een van de middelen die men daarvoor zag waren stichtingen voor de samenlevingsopbouw, later kortweg ‘de stichting’ genoemd, waar elke Molukse wijk subsidie voor kon krijgen. Eind jaren zestig waren goede ervaringen opgedaan met bijvoorbeeld de stichting Sou ’66 in Middelburg.

Normalisatie met Indonesië

De actie Wassenaar verraste de Nederlandse autoriteiten en met een schok realiseerden zij zich dat de positie van Molukkers in Nederland ook verbonden was met de Molukken. In de jaren negentig interviewde ik voor mijn boek ‘RMS van ideaal tot symbool’ iemand die indertijd bij de Binnenlandse Veiligheid Dienst (BVD) werkte. Voor hen was het een wake-up call vertelde hij. Naast de relatie met de Nederlandse samenleving moest ook worden gewerkt aan een ‘normalisatie’ van de relatie met Indonesië. De BVD intensiveerde haar aandacht voor Molukkers.

Voor een ‘normalisatie’ van de relatie met Indonesië had Nederland Indonesië nodig. In eerste instantie stond de Indonesische regering op het standpunt dat ‘het Molukse vraagstuk’ een Nederlands probleem was. Na moeizame onderhandelingen was Indonesië bereid Nederland uit de penarie te redden. Er kwam een overeenkomst waarin onder andere begeleide reizen van Nederlandse Molukkers naar Indonesië werden geregeld (de oriëntatiereizen) en repatriëringsmogelijkheden voor oudere Molukkers met een Indonesische nationaliteit. De organisatie lag in handen van joint comités, een in Nederland en een in Indonesië.

demonstratie naar aanleiding van actie Wassenaar

Eind zomer 1975 was de overeenkomst klaar en kon worden begonnen met de uitvoering. De Molukse jongeren waren intussen van mening dat de gesprekken na de actie wassenaar niets hadden opgeleverd. Nieuwe acties waren volgens hen noodzakelijk. Die kwamen er, te beginnen met de treinkaping bij Wijster en de gijzelingsactie in het Indonesische consulaat in Amsterdam in december 1975.

De bekendmaking en implementatie van het Akkoord van Wassenaar werden vanwege de nieuwe acties even uitgesteld. De uiteindelijke gevolgen van de oriëntatiereizen en andere maatregelen van het Akkoord droegen op langere termijn bij aan een veranderende positie van Molukkers in Nederland. De impact van de actie Wassenaar was dus vele malen groter dan men in 1970 kon bevroeden en dan tegenwoordig wordt onderkend.

Verder lezen:

Tete Siahaya ‘Mena Muria, Wassenaar ’70: Zuid-Molukkers slaan terug’, 1972

Henk Smeets & Fridus Steijlen, ‘In Nederland gebleven; de geschiedenis van Molukkers 1951-2006’, 2006; (hoofdstuk 8 en 9)

Fridus Steijlen, ‘RMS van Ideaal tot symbool, Moluks nationalisme in Nederland 1951-1994’, 1996; (hoofdstuk 6)

Black Lives Matter en bibliotheek Sophiahof

Hoe onze collectie (anti)racisme reflecteert.

Door Saskia Lindhout

De afgelopen maanden stond het nieuws er vol van; wereldwijd gingen mensen de straat op om te protesteren tegen racisme en racistisch politiegeweld. Black Lives Matter en soortgelijke antiracismebewegingen stonden plotseling overal op de voorgrond. Bedrijven, influencers en celebrities zagen de hype en maakten er dankbaar gebruik van; ineens postten celebrities video’s met #itakeresponsibility[1], iedereen deed mee aan #blackouttuesday[2] en verschillende bedrijven profileerden zich als supporters van de beweging via statements op hun social media[3].

Veel mensen van kleur die zich altijd al actief hebben ingezet in de strijd tegen racisme, bekritiseerden dit misbruik van de publiciteit rondom de beweging. Zo sprak Munroe Bergdorf, Brits transgender model, schrijfster en activiste, zich uit tegen de inhoudsloze steunbetuiging van L ‘Oréal Paris[4]. Bergdorf werkte in 2017 mee aan een campagne van het merk, maar werd na vier dagen ontslagen vanwege een online uitspraak tegen racisme.  Ook Seada Nourhussen, schrijfster, journalist en opiniemaker, merkte op dat er ineens wel heel veel steun en goede bedoelingen vanuit bekende-mensenland in de media verschenen. Vaak kwamen die van bekende Nederlanders die zich eigenlijk nooit eerder activistisch hadden getoond over het onderwerp en ook geen verdere actie leken te ondernemen voor structurele verandering[5].

Bergdorf en Nourhussen sluiten zich hiermee aan bij een grote groep kritische activisten, onder wie ook de auteurs van de tot nu toe genoemde artikelen. Midden in de storm van trendy online antiracisme spreken zij uit wat gemarginaliseerde groepen al generaties lang weten: antiracisme is geen trend, iets waar je tijdelijk bij kan aanhaken en waarmee je je imago kan verbeteren of meer producten kan verkopen. Racisme is een systemisch onrecht en verdwijnt niet zonder concrete actie.

In een maatschappij waar wit een machtspositie heeft, is je bezighouden met (anti)racisme een keuze, geen noodzaak. Tenminste, voor witte mensen dan. Feit is dat mensen van kleur al tientallen jaren dezelfde punten maken, maar dat er niet consequent naar hen wordt geluisterd. Zo kan het zijn dat witte mensen nu geschokt en verbijsterd zijn over uitingen van racisme, groot en klein, die Philomena Essed in de jaren ‘80 al uitvoerig beschreef in haar boek Alledaags racisme. Dat het hebben van een zwarte partner je niet vrijstelt van racisme, bijvoorbeeld (p. 70), of dat de zwarte pietendiscussie echt niet alleen van de laatste jaren is (p. 157). Ook dit verschijnsel zelf was al lang en breed bekend: dat mensen van kleur nog zo hard en lang kunnen roepen en toch nauwelijks lijken door te dringen tot de dominante witte groep. Zoals beschreven in Albert Memmi’s Racisme, hoezo? (1983): “de stem van de onderdrukte wordt weinig gehoord, zo niet systematisch verdrukt” (p. 60). En zo zorgt een combinatie van desinteresse en ongeloof er telkens weer voor dat het probleem ‘racisme’ uit het witte collectief geheugen verdwijnt.

Een van onze hoofddoelen als MHM is dan ook het waarborgen van getuigenissen van menselijke ervaringen, ook van racisme.

Vanuit het Moluks Historisch Museum zien wij hier een taak voor ons weggelegd. Ervaringen van racisme, op allerlei niveaus, zijn inherent aan zowel de Molukse als de Indische geschiedenis. Een van onze hoofddoelen als MHM is dan ook het waarborgen van getuigenissen van menselijke ervaringen, ook van racisme. Het beheren en ontsluiten van erfgoed mag dan misschien stoffig klinken, maar dat is het niet. Onze collectie vormt een levensgrote databank van bewijs, voor dat wat niet wordt geloofd of begrepen door zij die het niet meemaken of hebben meegemaakt. Ervaringen van onderdrukking, discriminatie, moeten strijden voor je rechten en je onafhankelijkheid zijn nu net zo actueel als honderden jaren geleden.

Door verbanden te leggen tussen vroeger en nu en door aan te tonen dat onderwerpen als racisme en antiracisme een lijn volgen door de eeuwen heen, geven we ook invulling aan onze rol van kenniscentrum. Denk hierbij niet alleen aan boeken die expliciet over het concept ‘racisme’ gaan, maar ook aan werken over vrijheidsstrijder Pattimura, het rassenargument tegen gemengde huwelijken, of de exotisering van ‘de inlander’.

De besproken boeken en de boeken die je hier afgebeeld ziet, zijn allen onderdeel van onze bibliotheek. Zij zijn uitgebracht in de jaren ’70, ’80 en ’90 en dragen in essentie dezelfde punten aan als antiracisme-activisten op dit moment doen. Bovendien behandelen deze boeken racisme al als een probleem, terwijl veel oudere boeken in de collectie een tijd reflecteren waarin het koloniale, Europese perspectief op mensen van kleur de onbetwiste norm was. Samen reflecteren deze boeken een onmiskenbaar patroon van steeds weer dezelfde, witte vraag: racisme, bestaat dat überhaupt wel? En steeds weer hetzelfde, vaak gekleurde antwoord: hoe lang moeten we nog schreeuwen, totdat jij dit ook eens als een probleem gaat zien?


[1] Coley, Jordan. ““I Take Responsibility” and the limits of celebrity activism.” The New Yorker, 12 juni 2020.https://www.newyorker.com/culture/cultural-comment/i-take-responsibility-and-the-limits-of-celebrity-activism.

[2] Greenspan, Rachel E. https://www.insider.com/blackout-tuesday-criticism-posts-hide-resources-black-lives-matter-blm-2020-6.

[3] Soudagar, Roxane. “Bedrijven en #BLM: goede sier of oprecht activisme?” OneWorld, 17 juli 2020. https://www.oneworld.nl/lezen/discriminatie/racisme/bedrijven-en-blm-goede-sier-of-oprecht-activisme/.

[4] Post van Munroe Bergdorf over hypocrisie L’Oréal Paris:
https://twitter.com/MunroeBergdorf/status/1267460238678069249.

[5] Post van @seadanourhussen: https://www.instagram.com/p/CA5B1NoFz2m/?utm_source=ig_web_copy_link.

Inspirerende lezingen door Molukkers wereldwijd

Basudara Maluku Global, de organisatie achter het Bahasa Basudara project, ontvangt veel vragen van Molukse studenten uit Indonesië en Maluku in het bijzonder. Een van die vragen is hoe zo’n grote groep Molukkers in Nederland is beland in 1951 en hoe het hen vanaf die periode vergaan is. Henry Timisela zal namens het MHM op vrijdag 14 augustus 09:00 uur (CEST) tijdens een online lezing ingaan op die vraag.

De keynotespeech zal in het Engels zijn en aanmelden is verplicht. Registreren kan via http://bit.ly/Bacarita-HenryTimisela Wanneer de capaciteit van Zoom overschreden wordt, wijkt de organisatie uit naar YouTube live. ‘Bacarita dari Timur‘ is een serie inspirerende speeches door Molukkers wereldwijd. Waaronder prof. dr. Seumahu die als wetenschapper grote successen behaalde en de Australische overheid op internationale fora vertegenwoordigt. De speech van prof. dr. Seumahu is op vrijdag 31 juli 2020.

Natasia Malaihollo studeerde aan de Berkeley Universiteit in Californië en is eigenaar van Wyzzer, een online technische dienst met klanten als Google, Facebook, Unilever en Disney. Haar keynote speech is op zaterdag 29 augustus 2020.

Maju terus, jangan unduré

Column door Joaniek Vreeswijk

Er kan gesteld worden dat we momenteel in een baanbrekende periode leven. Waarschijnlijk zal in ieder geval het jaar 2020 de geschiedenisboeken in gaan als een jaar waarin de wereld op zijn kop stond. Het jaar waarin COVID-19 onze levens drastisch beïnvloedde vanwege het gevaar dat in dit virus schuilt. Bovendien ook het jaar waarin naar aanleiding van de dood van George Floyd, de Black Lives Matter beweging uitgroeide tot een wereldwijd fenomeen en het zelfs in de VS de grootste beweging óóit is geworden. Een jaar waarin dekolonisatie van ons huidige denken weer volop in de aandacht kwam door de Black Lives Matter beweging. Het jaar waarin Molukse jongeren, in het kader van dekolonisatie, protesteerden tegen het beeld van JP Coen in Hoorn.

Het is niet niks wat er de afgelopen tijd allemaal om ons heen is gebeurd. Zo speelt zich ook van alles af in onze Molukse gemeenschap. Onlangs zijn er veel initiatieven van de grond gekomen vanuit onze gemeenschap; als het gaat om de strijd voor een vrije RMS, om verbinding tussen de verschillende generaties, om onze steun aan de Black Lives Matter beweging, om empowerment van de derde en vierde generatie, om projecten in samenwerking met onze bangsa op Maluku en als het gaat om het verspreiden van kennis over onze Molukse cultuur en identiteit. Dat zijn mooie ontwikkelingen om te zien en vaak overlappen sommige doelstellingen elkaar. Dit biedt hoop en perspectief voor de toekomst.

Nieuw leven in bestaande initiatieven

Hierbij zien we ook dat bestaande initiatieven weer nieuw leven in worden geblazen; Molukse dialogen over thema’s die nu spelen worden gestimuleerd door middel van bijeenkomsten waar de derde en vierde generatie haar kritische geluid kan laten horen. Op die manier treden wij in de voetsporen van hen die ons voorgingen. Molukse organisaties uit de jaren zeventig en tachtig organiseerden ook al landelijke bijeenkomsten, zo ook in de jaren negentig toen de oudsten van de derde generatie ook actief waren in landelijke organisaties. Het is mooi dat we dat stokje nu deels overnemen, want momenteel lijkt het gevoel onder de jongeren alsmaar te groeien om iets te willen doen en bij te dragen. Belangrijk is daarbij dat wij natuurlijk wel samen met de generaties voor ons hierover in dialoog moeten gaan. Uiteindelijk hebben we de hele gemeenschap nodig als we concreet wat willen bijdragen voor onze Molukse gemeenschap hier in Nederland en op Maluku.

Het is mooi dat we dat stokje nu deels overnemen

Naar aanleiding van de vlaggenacties zijn vele jongeren gaan nadenken: Wat draag ik bij of kan ik bijdragen aan de strijd voor een vrij Maluku? Of wat draag ik bij of kan ik bijdragen aan een beter Maluku voor onze bangsa in tanah air? Daarnaast zijn naar aanleiding van de Black Lives Matter demonstraties en protesten in de VS vele jongeren zich af gaan vragen: Wat kan ik doen om de zwarte gemeenschap te steunen in hun strijd en hoe kan ik mijn solidariteit met hen tonen? Hoe kan ik ervoor zorgen dat mijn bangsa in mijn directe kring inzien dat zij hier niet hun ogen voor zouden moeten sluiten? Niet alleen omdat het in de eerste plaats gaat om empathie naar je medemens toe die momenteel niet gelijk wordt behandeld, maar ook omdat de Molukse gemeenschap eveneens een geschiedenis kent van onderdrukking door een koloniale bezetter. Zowel racisme in al zijn facetten als de onderdrukking van onze Molukse voorouders komen voort uit twee nesten: ons slavernijverleden en ons koloniaal verleden.

Tijdens BLM demonstratie in Utrecht

Verdeel en heers is wat hier achter zit. Dit is altijd al een tactiek geweest vanuit imperiale/koloniale machthebbers. Zet groepen tegen elkaar op en op die manier behoud je de macht, omdat de onderdrukten op die manier niet één front kunnen vormen! In dat opzicht zie ik gelijkenissen… hogere machten die de touwtjes in handen houden door groepen tegen elkaar uit te spelen. Dat is helaas niet alleen iets van toen, maar ook zeker van nu. Zie Nederland met haar koloniale hangover, zie de VS met haar hangover van het slavernij verleden en zie Indonesië met haar neo-koloniale trekken. Natuurlijk zijn er wezenlijke verschillen, maar ik zie daarentegen ook wel degelijk de raakvlakken. Had Nederland destijds de federale staat van Indonesië (RIS) wel ondersteund of misschien zelfs de RMS? Dan zouden onze mensen daar nu wellicht niet onderdrukt worden. Mijn punt: veel problematiek wat zich nu afspeelt heeft zijn oorsprong in het koloniaal verleden en het slavernij verleden en hoe de imperiale/koloniale machthebber haar verdeel en heers politiek inzette.

Solidariteit met BLM

Enkele Molukkers zien die noodzaak om solidair te zijn met Black Lives Matter niet in. En als historicus kan ik die gedachte zelf niet begrijpen, máár ik kan wel begrijpen waar het vandaan komt. Veel Molukkers voelen zich niet verbonden met andere migrantengroepen, omdat in het voormalig Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) de Molukse militairen een belangrijke pijler vormden. Hun komst naar Nederland in 1951was het dramatische gevolg van een netelige situatie die ontstond nadat Indonesië zich had vrijgevochten en Nederland na veel internationale druk de kolonie moest loslaten. Hun overtocht naar Nederland was geen vrijwillige passage. Bovendien werden velen ontslagen bij aankomst in Nederland. We weten allemaal hoe het verder liep. De houten woonoorden… de verhuizing naar de woonwijken… Mijn oma zou hier hooguit zes maanden blijven… volgend jaar woont ze alweer 70 jaar in dit land. Toen ze als zeventien jarig meisje aan boord stapte van de Kota Inten, had ze dat natuurlijk nooit kunnen voorspellen!

Echter wil dat niet zeggen dat wij vanwege onze unieke migratiegeschiedenis een reden hebben om weg te kijken van racisme in al zijn vormen en maten. Om het Black Renaissance Collectief te quoten: ‘’Racisme is geen mening, maar een moorddadig systeem wat al eeuwenlang stelselmatig zwarte mensen uitbuit, uitsluit, onderdrukt en generationele trauma’s heeft veroorzaakt.’’ In het huidige tijdperk hebben we door digitalisering en globalisering het privilege om onszelf oneindig te informeren, om continu bij te leren, om bij te dragen op afstand, om ons in te zetten voor datgene waarvan wij denken dat het de wereld een stukje beter maakt. Er is een begin! Verandering komt niet tot stand van de een op andere dag. Daar is een lange adem voor nodig, maar die hebben wij. De start is gemaakt. Nu moeten we doorpakken. Maju terus! Jangan unduré!

Deze column verscheen 13 juli 2020 op de Facebook Pagina van Maluku Utrecht. Joaniek Vreeswijk is historicus en met toestemming van de auteur herpubliceert MHM dit schrijven.

In de ban van de collectie van het MHM

Door Carmen Prins

Op 6 januari van dit jaar liep ik voor het eerst het gebouw aan de Sophialaan 10 in Den Haag binnen. Die dag maakte ik voor het eerst kennis met het Moluks Historisch Museum en vooral met de daar aanwezige collectie. Ik was meteen verkocht. In de bibliotheek zag ik veel mooie en bijzondere boeken liggen en in de archiefdozen mooie parels die de moeite van het bewaren waard zijn. Toen er ergens uit een doos een KNIL-uniform tevoorschijn werd getoverd was ik bijna in extase. Het was alsof ik me in een snoepwinkel bevond. Vervolgens werd mij gevraagd of ik me als vrijwilliger wilde inzetten voor de coördinatie van vrijwilligers die zouden gaan werken in de bibliotheek en het archief. Ik zei onmiddellijk ja.

Toen er ergens uit een doos een KNIL-uniform tevoorschijn werd getoverd was ik bijna in extase.

Werken voor het MHM sluit helemaal aan bij mijn interesses en vaardigheden. Na mijn studie Indonesisch aan de Universiteit Leiden heb ik gewerkt als beëdigd vertaler en als taaldocent Indonesisch. Drie seizoenen lang reisde ik met groepen rond in Indonesië als reisleider. De Molukken heb ik helaas nooit bezocht.

Ruim vijftien jaar geleden maakte ik een carrièreswitch. Na een opleiding informatiedienstverlening ging ik aan de slag als informatiespecialist. Eerst als archiefbewerker voor de overheid en later als bibliotheekmedewerker en media-analist. Ik eindigde mijn werkzame leven bij een mediabedrijf waar ik samen met mijn team van informatieprofessionals klanten hielp met hun dagelijkse nieuwsvoorziening uit verschillende media.

Ik heb geen Molukse roots. Mijn Indonesische wortels zijn geaard in Sumatra en ik beken heel eerlijk dat ik voor januari dit jaar weinig kennis had van de Molukse gemeenschap. Mijn oma woonde vroeger in de buurt van de ‘Ambonese’ kerk in Lunteren. Als mijn neefjes en ik op zondagmorgen buiten speelden zagen we de Molukse kerkgangers ons speelveldje passeren. Zo is mijn kennis over Maluku en orang Maluku ook lang gebleven. Iets dat langs mij heen ging.

Carmen aan het werk met vrijwilligers (c) MHM 2020

In de afgelopen maanden is dat flink veranderd. Door te werken met de collectie van het MHM en het zoveel mogelijk lezen van boeken van Molukse schrijvers en over de geschiedenis is er een heel andere wereld voor me open gegaan. Een wereld van passie voor en trots op het Molukse cultuurgoed. Een wereld vol verbondenheid, vriendschap en eerbied voor elkaar. Sinds januari ging er een hele nieuwe wereld voor me open. Met heel veel plezier werk ik mee aan het ontsluiten en beheren van het Molukse erfgoed. Graag help ik mee om de parels van de MHM-collectie beschikbaar te maken voor het brede publiek. Opdat de generaties na mij ook van al dat moois kunnen genieten.

Kota Inten 2 brengt laatste groep Molukkers

Artikelfoto: Ating en Thijs Ririassa (Privécollectie Ririassa)

Zaterdagmorgen 23 juni 1951, 1089 passagiers gaan van boord van de Kota Inten aan de Rotterdamse Lloydkade. De avond er vóór was het allerlaatste troepentransport met Nederlandse militairen, Marine mensen en ex-KNIL militairen uit Indonesië aangekomen.

Het was een lange reis van Hollandia (Nieuw Guinea), via Tanjung Priok (Jakarta) naar Rotterdam. Dit laatste troepentransport was ook het 12e en laatste transport van Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen. Aan boord zaten ook Molukse burgers en verstekelingen.

Van Hollandia via Tanjung Priok naar Rotterdam
Op 13 mei 1951 was de Kota Inten vertrokken uit Hollandia met aan boord 143 Nederlandse KL-militairen en leden van de Marine en het Korps Mariniers. Bestemming was de haven van Jakarta. Daar wachtten nog een kleine groep Nederlandse militairen en 848 Molukkers. Op 21 mei arriveerde de Kota Inten in Tanjung Priok, de haven van Jakarta. Inscheping volgde op 24 en 25 mei.

uit: Het Vaderland 29 mei 1951

Vertrek
Om 16 uur ‘s middags op 25 mei vertrok de Kota Inten uit Tanjung Priok. De groep Molukkers bestond uit 130 militairen van het Subsistenten Bataljon “Ambon” uit Jatinegara (Jakarta), 103 echtgenotes en 453 kinderen. 162 Molukse burgers hadden een plaats weten te vinden op de Kota Inten en daarmee kans gezien zichzelf in veiligheid te brengen.

Onrust en rellen voor een plek
Vóór het vertrek was er in het kamp te Jatinegara veel onrust geweest rondom de plaatsing op de Kota Inten. Op allerlei manieren probeerden velen om mee te kunnen met dit laatste transport. Circa 200 Molukse burgers konden niet mee en moesten achterblijven. Kort na vertrek werden wel nog eens negen verstekelingen aan boord gevonden.

“De Collectie Vertelt…”
Eerder publiceerde het MHM over de tweede reis van de Kota Inten. Via deze link kunt U lezen over de inscheping, de haast die daarmee geboden was, het aantal stukken handbagage dat geoorloofd was en de passen die vereist waren om aan boord te komen en mee te varen naar Nederland.

Moeilijk Afscheid
Commanderend Officier Troepen (COT), Luit.-Kol. W.E.C. Detiger noteerde in zijn reisrapport dat het vertrek in alle stilte geschiedde omdat “dit het laatste Ambon-schip is; voor de achtergebleven Amb. families, die op de kade stonden, was het wel een zwaar ogenblik!”

Molukse passagiers t.m.v. de deklading op het dek van de Kota Inten

Te veel bagage
Er was weinig ruimte op het volgepakte schip. Veel mensen, veel materieel, immers zoveel mogelijk moest mee met dit laatste transport. Niet voor niets waren er strenge regels opgesteld waren voor mee te nemen bagage. Detiger noteert: “het is ook bij dit transport Ambonezen hetzelfde liedje; te veel bagage, welke aan boord geordend moest worden; in het kamp Ambon te Djakarta is hieraan niet de minste zorg besteed.”

uit: Het Vrije Volk 22 juni 1951

Scheepsberichten
De scheepsberichten in de kranten uit 1951 berichten over waar de schepen zich op een bepaalde datum bevonden. Op 30 mei voer de Kota Inten ten zuiden van Ceylon. Zij passeerde 6 juni Kaap Guardafui (Somalië). 12 juni deed ze Port Saïd aan. Op 18 juni voer ze om Gibraltar. Vrijdag 22 juni verscheen ze bij Hoek van Holland. In de avond meerde de Kota Inten af aan de Lloydkade in Rotterdam.

V.l.n.r. Jan Maitimu, Pede, vader, Etus, moeder, Tjo, Oom Bong, 1954
(privécollectie Ririassa)

Familie Ririassa
Als 4-jarig jongetje kwam Ating Ririassa met zijn familie met de Kota Inten naar Nederland. 23 juni 1951 zette hij voet aan wal. Zijn verhaal en die over zijn familie publiceerde het MHM al in 2016. Klik op deze link om Ating’s verhaal te lezen.

Talib Turky:
“Wij waren de eerste Molukkers die in Nederland aankwamen.”

Talib Turky
“Ja mijn Opa Talib Turky en zijn familie zijn ook met de Kota Inten gekomen” zegt Dean Umarella uit Ridderkerk. “Heeft jouw Opa of jouw familie nog mooie verhalen over de overtocht?” vraag ik Dean. Dean zal navraag doen in zijn familie. Een paar weken later appt Dean me. “Ma’af, excuus! Opa Talib is met de eerste reis van de Kota Inten naar NL gekomen. Niet met de tweede reis zoals we altijd dachten.”

Passagierslijst
En dat blijkt te kloppen. Op de lijst met namen van de Kota Inten I van het Nationaal Archief staat de achternaam “Toerkie”. Soldaat 1e klasse M. Toerkie, met echtgenote Mira, dochter (1937) en zoon T. (1939!). En zoon T. is Talib. Op de officiële passagierslijst staat de naam Turky zelfs als “Torkkie”.

Zoon Talib
“Mijn naam is Talib Turky. Ik ben geboren op 10 maart 1940 in Morotai Noord Molukken als zoon van moeder Mira en vader Mutiara Turky. Vader was een Molukse KNIL soldaat van het XXIIIe Bataljon, gedetacheerd in Malang, Oost Java.”

Vader Mutiara
Begin Februari 1950 is vader Mutiara overgeplaatst naar kazerne Kromhout in Surabaya. “We moesten hier wachten op het schip dat ons zou overbrengen naar Nederland.” De Kota Inten lag een week aan de kade in de haven van Tanjung Perak. Ze kwam van Ambon. Talib: “Als ik mij niet vergis ging de eerste groep KNIL-militairen aan boord van MS Kota Inten in de derde week van Februari 1951 en zette daarna koers richting Nederland.”

Scheepspolitie van de Kota Inten (verstekelingen Barisan Polisi Negara). In hun midden sergeant-majoor administrateur T. Smit.

67 verstekelingen
Op 20 februari 1951 vertrok de Kota Inten van Surabaya naar Rotterdam. Aan boord officieel 1024 passagiers, waaronder 568 mannen, 433 vrouwen. 23 waren onbekend. Aan boord zijn er ook een groot aantal verstekelingen. Zo waren er 67 man van de Barisan Polisi Negara, de speciale politiemacht van de deelstaat Oost-Indonesië. Ze waren hun leven niet meer zeker na deelname aan anti-Indonesische acties. Met hulp van de Nederlandse eerste Luitenant J.J.M. Veltman waren ze aan boord gesmokkeld.

Toespraak aan boord
Talib Turky: “Bij aankomst in Hoek van Holland moesten alle KNIL militairen op het dek verschijnen om te luisteren naar de toespraak van een afgezant van de Nederlandse Regering die aan boord was gekomen.”

Ontslag
De militairen werd ontslag uit militaire dienst aangezegd. Talib: “Wij konden na aankomst in Nederland daar een tijdje blijven als gewoon burger. Wij waren de eerste Molukkers die in Nederland aankwamen.”

Naar Schattenberg en de Wyldemerck
Na aankomst gaat de familie Turky samen met nog andere Molukse Islamitische families in kamp Schattenberg wonen. In december 1954 krijgen de Islamitische Molukkers een eigen kamp nabij Balk in Friesland: de Wyldemerck. Talib trouwt in kamp Wyldemerck met Sarah Lesteluhu.

Talib is sportief en voetbalt. Hij haalt het MULO-diploma. Muzikaal als hij is, speelt hij in bandjes zoals The Rolling Thunders.

The Rolling Thunders met v.l.n.r. Talib Turky, Samad Umarella, Darwin Renggur, Hasim Lesteluhu en Karim Oppier. De dames zijn onbekend.
(Foto verscheen bij een artikel in de Romance van 11 februari 1961)



Met dank aan Dean Umarella en familie, Talib Turky en Ghani van den Bergh

Om verder te lezen:

  • Ghani van den Bergh, Wyldemerck, herinneringen in beeld, Ridderkerk 2011.

Black Lives Matter en Moluks anti-racisme

Eigenlijk was het Black Lives Matter protest op 10 juni 2020 gepland op het Anton de Komplein in Amsterdam Zuidoost. Vanwege de verwachte enorme opkomst werd de demo verplaatst naar het grotere nabijgelegen Nelson Mandelapark. AT5, de lokale nieuwszender deed live-verslag. Er kwamen 11.000 mensen die op 1.5 corona-meter afstand met mondkapje de eisen voor gelijkheid en tegen etnisch profileren en politie geweld met hun aanwezigheid kracht bij zetten. In de verte zag ik tussen de menigte twee RMS-vlaggen zwaaien. Een teken van solidariteit, maar ook een statement dat Molukkers tegen racisme zijn. De vlaggen pasten in het beeld. Want al eerder zag ik op de muur aan de voet van het standbeeld van Anton de Kom de leuze: ‘Black is beautiful’.

Deze slogan werkte voor mij als een missing link. De protesten in Nederland en in de rest van de wereld waren ontvlamd na de dood van George Floyd in Amerika op 25 mei 2020. De protesten in Nederland en elders waren geïnspireerd door de protesten in Amerika. Dit had ik eerder in de Nederlandse geschiedenis gezien, of beter gezegd in de Molukse. En ook toen had het relaties met discriminatie.

Black is beautiful

Eind jaren zestig kwamen tweede generatie Molukse jongeren steeds meer in aanraking met de Nederlandse samenleving. Onder andere omdat men vanuit de woonoorden naar de woonwijken was verplaatst. In die Nederlandse samenleving ondervonden Molukse jongeren dat zij als minder werden gezien, ze werden gediscrimineerd. Een soort collectieve reactie volgde. Molukse jongeren lieten zich inspireren door de ‘black is beautiful’ en de ‘black power’ beweging in Amerika. Ze leerden van die Amerikaanse bewegingen trots te zijn op zichzelf en daarvoor op te komen.

Het effect was confrontatie met de witte Nederlandse jeugd. Eind jaren zestig kwam het in meerdere Nederlandse steden tot confrontaties tussen Molukse jongeren (die massaal met voordeelkaartjes door het land reisden; de tienertour) en Nederlandse jongeren. Het kwam zelfs zover dat dominee Metiary, destijds voorzitter van de grootste Molukse organisatie, via pamfletten Molukse jongeren opriep om geen confrontaties aan te gaan. De link naar de Amerikaanse zwarte beweging liep via enkele Molukse jongeren die contact hadden met progressieve Nederlandse bewegingen, zoals cineclub Vrijheidsfilms. Het is ook de link die bijdroeg aan de radicalisering die uiteindelijk leidde tot de acties in de jaren zeventig.

‘Maar er waren ook bewegingen die het racisme aan de kaak stelden en er tegen protesteerden. Molukkers deden daar aan mee.’

Maar terug naar de stellingname tegen racisme. In de jaren tachtig werd steeds duidelijker dat Nederland een multiculturele samenleving was geworden en de overheid een zogenaamd ‘algemeen minderheden beleid’ wilde gaan voeren, was ook al duidelijk dat er sprake was van institutioneel en dagelijks racisme. Hoe subtiel dat racisme werkte werd indertijd stevig verwoord in het boek ‘Alledaags Racisme’ dat Philomena Essed in 1984 publiceerde. Dat werd haar niet in dank afgenomen. Er was ook toen veel ontkenning van racisme. Maar er waren ook bewegingen die het racisme aan de kaak stelden en er tegen protesteerden. Molukkers deden daar aan mee. Ze waren betrokken bij de jaarlijkse herdenkingen van de racistische moord in 1983 op de Antilliaanse Kerwin Duinmeyer. Ze waren aanwezig bij de Princenhof-conferentie tegen discriminatie en racisme in januari 1984 in Amsterdam. In 1985 organiseerden Molukkers uit Twente een fietstocht naar Amsterdam in het kader van een campagne van ’Ne pas touche mon pote’ (kom niet aan mijn makker). Dat was ter gelegenheid van het bezoek aan Nederland van de Franse organisatie SOS-Racisme die in 1984 was opgericht. En net als SOS-Racisme in Frankrijk waren er antiracisme bureaus in Nederland die door middel van onderzoek racisme aantoonden en racistische en discriminatoire voorvallen registreerden. En er ontstonden in de tweede helft van de jaren tachtig op landelijk en regionale niveaus ‘Anti-Discriminatie Overleggen’ (ADO). Ook in die bureaus en overleggen waren Molukkers actief. Op landelijk niveau werd dat bijvoorbeeld gedaan door het Inspraakorgaan Welzijn Molukkers (IWM).

Ook in de jaren negentig waren Molukkers actief in antiracisme activiteiten en projecten. In 1992/1993 ontstond de Werkgroep Discriminatie Molukkers, waar Molukkers vanuit verschillende wijken bij betrokken waren. En dan was er in 1995 een bijzonder Europees project ‘jongeren treinen’. Op initiatief van twee Iers-Joods meisjes reden vanuit verschillende uithoeken van Europa zes treinen ‘European Youth Trains’ gedurende een week naar het Europese parlement in Straatsburg. Het was een campagne tegen racisme, xenofobie, antisemitisme en intolerantie. Elke trein had een eigen thema en op 42 stations werd gestopt en werden jongeren opgepikt. De begeleider op een van de treinen was een Molukker. Ook in de jaren daarvoor hadden Molukse vertegenwoordigers meegedaan aan soortgelijke Europese campagnes.

Racisme niet verdwenen

Op een of andere manier werd het begin deze eeuw stiller aan het antiracisme en anti-discriminatie front. Niet dat racisme of discriminatie was verdwenen. Integendeel. Gelukkig zijn in ieder geval de laatste jaren weer nieuwe initiatieven ontstaan. Zoals Kick Out Zwarte Piet. Ook daar zag ik Molukse gezichten. De beweging die nu opkomt lijkt sterker dan die uit de jaren tachtig en negentig. Er liggen deels de zelfde eisen op tafel, maar ze worden massaler en breder gesteld. Waarin de echo van de bewegingen uit de jaren zestig doorklinken. Dat is een goede zaak en stemt hoopvol.

Coverfoto: Voorpagina van het magazine Tjengkeh uit de jaren ’80.

Lees ook:
Het protest van kunstenaar Willy Nanlohy tegen JP Coen in 1987

Verstekeling op de Goya

v.l.n.r.: Benzelina (Ensee), Ferenanda (Inong) en Hiëronymus (Agam). (Foto: archief familie Akerina)

Op 15 juni 1951 meerde de Goya aan in Rotterdam. Het is het 11e transport van Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen naar Nederland. Aan boord officieel 875 passagiers, waaronder 42 baby’s, Een deel was op 18 mei in Semarang opgestapt. Een ander deel waaronder enkele verstekelingen volgde een dag later in Tanjung Priok, de haven van Jakarta.

Cijfers
De passagierslijst van de Goya op de website van het Nationaal Archief telt 875 namen. Daarvan zijn 456 mannen en 419 vrouw. Aan boord ook 2 zgn. veiliggestelden met gezinnen. Tijdens de reis wordt een jongetje geboren. De scheepsberichten van rond 18 mei 1951 spreken van 894 passagiers. De officiële cijfers van de passagierslijst van het Nationaal Archief zijn niet correct. Niet meegerekend zijn de verstekelingen aan boord.

Geboorte
Aan boord werd op 6 juni 1951 een jongetje geboren: G.A. Limaheluw. Het betreft hier de zoon van sergeant-majoor Hanoch Christian Limaheluw en Wilhelmina Klaartje Souisa. Zij gaven hem de naam Goyanes, een samenvoeging van Goya en Anes. De familie ging na aankomst in kamp Vossenbosch bij Wierden wonen. (bron FB-pagina Sam Limaheluw Souisa)

v.l.n.r.: Frederik Ferdinand Akerina, Hiëronymus (Agam), Benzelina (Ensee), Ferenanda (Inong), Barbara Obertina (Obé) Akerina-Corputty, Daniël (Daan).

Familie Akerina
“Mijn vader is Daniël Akerina en is geboren in 1929 en mijn opa is Frederik Ferdinand” zegt Ferry Akerina.
Korporaal Frederik Ferdinand (geboren 1896 in Rumahkai, eiland Seram) was getrouwd met dorpsgenote Barbara Obertina (Obé) Corputty (geboren 1906).

Frederik Ferdinand Akerina, Opa Pede.
(17-oktober-1896 Rumahkai, Seram – 8-jan-1976† Tiel, foto: uit archief familie Akerina)

Opa Frederik
Opa Frederik kwam in 1951 met vrouw en 4 kinderen naar Nederland: zoon Daniël (1929), dochter Ferenanda (1933), zoon Hiëronymus (1935) en dochter Benzelina (1937). De familie Akerina was op 19 mei 1951 in Tanjung Priok aan boord gegaan van de Goya. Ferry: “Je moet mijn neef Stan vragen want die weet veel van opa en oma. Hij is immers door hen groot gebracht.”

En neef Stan weet veel. Namen, geboortedata en vele verhalen. Ik check met hem de data van de familie maar Stan begint al direkt met een grappig detail: “Om gemakkelijker bij het KNIL te komen heeft opa zich 4 jaar jonger voorgedaan dan hij werkelijk was. Zo is hij geboren in 1896 en niet in 1900 zoals hij bij het KNIL geregistreerd staat.”

Inong en Agam
Korporaal Akerina was in de jaren ’30 gelegerd in de stad Medan en later in Banda Aceh. Stan: “Mijn moeder is Ferenanda en zij werd in Banda Aceh Inong genoemd. Oom Hiëronimus noemde ze Agam.” Na de oorlog, tijdens de Politionele Acties, dacht de familie dat opa gesneuveld was. “We waanden opa dood. Maar opeens stond ie weer voor oma!”, vertelt Stan.

Naar kamp Beugelen
Na aankomst in NL verhuisde de familie Akerina naar kamp Lunetten in Vught. Daar bleven ze niet lang. In kamp Vught waren veel wrijvingen tussen voor- en tegenstanders van de Commissie Rechtspositie Ambonese Militairen en Schepelingen (CRAMS). Het gezin moest als aanhanger van de CRAMS verhuizen naar kamp Beugelen bij Staphorst. In 1963-1964 volgde huisvesting in de Molukse woonwijk in Opheusden.

Delegatie op het Binnenhof 1972. V.l.n.r. ds. Uneputty, ds. Sahetapy, ds. Metiarij, dhr. Nahumury, ds. Pesulima, dhr. F.F. Akerina. (foto: FPP0244. MHM/coll. Pasanea-Platenkamp)

Verstekeling
Op de Goya waren verschillende verstekelingen aan boord. Albertus Melkias Haulussy is er één van. Albert Melkias Haulussy, roepnaam Albert of op zijn Moluks Abé, was op 27 augustus 1930 geboren in Wonokromo, ten zuiden van Surabaya. In 2017 publiceerde het Moluks Historisch Museum een interview met hem op YouTube.

https://youtu.be/J5dfaz_iQUE
Dhr. Albert Haulussy vertelt hoe hij in 1951 naar Nederland kwam.

Langs een touw
Verstekeling Albertus Melkias Haulussy is mijn vader”, vertelt Stan onomwonden. In de YouTube video vertelt Albert Haulussy zelf hoe hij stiekem langs een touw aan boord is geklommen. Stan: “Maar mijn vader had wel eerst toestemming aan zijn moeder gevraagd.”

Belofte
Opa Haulussy was al overleden en oma mocht als zijn weduwe niet mee met de boot. Stan: “Mijn vader Abé kreeg toestemming van oma onder één voorwaarde: hij moest in Nederland trouwen met een Molukse vrouw!”

Vrijgezel
Eenmaal aangekomen in NL ging Albert Haulussy eerst naar het bujang- of vrijgezellenkamp Eind van ‘t Diep bij Staphorst. Daarna kreeg hij een vrijgezellenwoning in kamp Tienray gemeente Meerlo. In 1954 verplaatste het Commissariaat van Ambonezenzorg (CAZ) een groep vrijgezellen mannen waaronder Albert, naar kamp Vught. Stan: “In Tienray heeft mijn vader een Hollandse vrouw leren kennen. Uit die kortstondige relatie werd zoon Ton geboren”

Albert Haulussy met zijn bruid Inong Akerina. Getrouwd op 10 oktober 1958 in Staphorst. (foto uit fam. archief Haulussy)

Trouwen
De voorwaarde van moeder Haulussy kwam Albert uiteindelijk wel na door in 1958 te trouwen met Inong Akerina, dochter van korporaal Ferdinand Akerina. Uit dit huwelijk kwamen 5 kinderen. Zonen Glenn, Stan, Romeo, dochter Ferenanda (Vero) en zoon Marthin. Het echtpaar ging wonen in Capelle a/d IJssel.

Stan: “Broer Glenn is nog bestuursvoorzitter geweest van het Moluks Historisch Museum. Moeder Inong en zus Ferenanda zijn in 2013 overleden. Oom Agam woont in Opheusden en tante Benzelina is weduwe en woont in Tiel.

Met dank aan Ferry Akerina en Stan Akerina

Nawoord Stan Akerina
Mijn achternaam is Akerina. Ik heb de achternaam van mijn moeder, omdat ik de bruidsschat was die mijn vader moest betalen. Opa Pede hield vast aan een oude traditie van de familie Akerina. De plaats van een meisje Akerina, die de familie verlaat om te trouwen moet opgevuld worden. In principe door de eerstgeborene (ongeacht of het een meisje of jongen zou zijn) uit dat huwelijk. Dat was dus Glenn. Mijn vader had daar zoveel moeite mee, zodat opa Pede over zijn hart streek en Glenn terug gaf. Hij wilde echter dan wel het volgende kind wat geboren zou worden. En dat was ik. Vandaar dat ik ook door hun ben groot gebracht. Toen ik 6 maanden was werd ik afgestaan aan de mata rumah Akerina. Vanaf dat moment was ik een anak harta van de familie Akerina.

om verder te lezen:

Salomé en 1.815 Molukkers kwamen met de Fairsea

5 juni 1951, Lloydkade Rotterdam. 8 uur ‘s ochtends. 1.200 Molukse ex-KNIL militairen, vrouwen en kinderen gaan van boord van de Fairsea. De dag ervoor was het 10e en grootste transport met ruim 1.800 passagiers in Rotterdam aangekomen. Op 6 juni ontscheepten de overige 600 passagiers. 10 mei was de Fairsea vertrokken van de rede van Semarang.

Grootste transport
De Fairsea vervoerde ongeveer 800 mannen en vrouwen en wel 1.000 kinderen. Met het aantal van meer dan 1.800 passagiers was dit ook het grootste transport. Voor een dergelijke hoeveelheid mensen was de Fairsea ook geschikt gemaakt. In 1949 was zij verbouwd tot emigrantenboot met een capaciteit van 1.900 personen. Met ruim 1.800 personen aan boord was het volle bak.

Wat cijfers
De kranten spreken van een aantal van 1.815 passagiers. De lijst op het Nationaal Archief vermeldt 1.834 als aantal, verdeeld over 937 mannen en 878 vrouwen en 19 waarvan geslacht onbekend is. Het verschil in aantal zit in de 19 geslacht onbekend. De lijst van het Nationaal Archief telt 965 kinderen (zonen, pleeg-, stiefzonen en dochters, pleeg- en stiefdochters). De lijst telt 451 gezinnen. Sommige krantenberichten van 5 en 6 juni 1951 spreken ook over 1 geboorte aan boord en 1 persoon die tijdens de overtocht is overleden. Namen zijn vooralsnog niet bekend.

Aankomst in Rotterdam. Molukse passagiers die zijn aangekomen met de Fairsea staan bij een bus in de haven van Rotterdam, op doorreis naar Amersfoort.

Woonoord de Plasmolen
Het grootste deel van de passagiers vond huisvesting in kamp Lunetten in Vught. De anderen werden verdeeld over 20 andere reeds bewoonde woonoorden. Nieuw was kamp de Plasmolen bij Mook.

1.800 passagiers met evenzoveel verhalen en persoonlijke geschiedenissen. 451 gezinnen aan boord. We noemen er hier kort een paar.

echtpaar J.D. Sijahailatua (foto uit archief fam. Sijahailatua)

Familie Sijahailatua
“Ik weet niet zoveel te vertellen over de komst van mijn grootouders met de Fairsea naar NL. En wat ik weet heb ik gevonden op de website van het Nationaal Archief“, zegt Renzo Sijahailatua uit Leerdam. Wie? hoor ik u denken… Ja die Renzo, zelfstandig kok en lachebek. Maar bovenal bekend als fanatieke lange afstandwandelaar van de Nijmeegse Vierdaagse en Kennedymarsen samen met broer Johnny en zus Leontien.

Renzo Sijahailatua (rechts) met broer Johnny

Renzo’s Opa Sergeant J.D. Sijahailatua (2 jan. 1907 – 16 okt. 1987) kwam met echtgenote C. Sijahailatua – Tatipata (15 mrt. 1906 – 12 mrt. 1984) en hun 5 kinderen met de Fairsea naar Nederland.

Renzo somt ze met trots op: “tante Jootje (1936), tante Nel (1937), oom Piet (1939 ), mijn vader Leonard (1941) en jongste tante Christien (1950). Oom Piet en tante Christien zijn al overleden.” De overkomst van de familie naar Nederland heeft Renzo al in 2016 op zijn Facebookpagina gezet met een foto van zijn grootouders. “De foto mogen jullie gebruiken hoor, ik heb toestemming van tante Jootje!”

Vader – Eliza Tuankotta geb. 1920 te Aboru
Moeder – Magdalena Cornelia Pattinussa geb. 1920 te Aboru
en hun zoon Pelipus, geb. 1947 te Denpasar. Foto ca. 1948. (foto uit archief fam. Tuankotta)

Familie Tuankotta
“Mijn ouders zijn vader Eliza en moeder Magdalena Cornelia. Vader en zwangere moeder stapten met hun 2 jonge kinderen, zoon Pelipus (1947) en dochter Elsina (1949) in Semarang op de Fairsea” vertelt dochter Christina Tuankotta. Vader Eliza was soldaat 1e klasse. Hij was gelegerd geweest in Singaraja en Lovina (Bali) en ook in Tanjung Aan op het eiland Lombok.

Christina: “Ik herinner me een verhaal dat mijn moeder vertelde dat op de Fairsea een kind slaapwandelde en nergens meer te vinden was. De ouders sprongen toen allebei het water in. Vanaf dat moment bond mijn moeder Pelipus en Elsina ‘s nachts vast aan het bed.”

Na aankomst in NL ging de familie Tuankotta wonen in woonoord Singel in Woerden. Christina: “Daar ben ik geboren in sept. 1951. Daarna werden nog 3 kinderen geboren: Augustina Dina (1953), Marcus Samuel (1956) en Junus Jusuf (1958).” In 1959 verhuisde de familie naar woonoord Vosseveld en in 1968 naar de Molukse woonwijk in Winterswijk.

Salomé Latuny
Het nieuwsbericht van 12 mei jl. over de Groote Beer noemt de naam Salomé Latuny. Zij was het 15-jarige meisje dat in Port Said van boord was gehaald omdat zij de ziekteverschijnselen van pokken vertoonde. Naar later bleek had ze de waterpokken. In de kranten van 12 mei 1951 werd melding gemaakt dat ze met de volgende boot, de Fairsea, naar NL verder zou reizen.

Tante Magda Latuny – Kipuw, nu 85 jaar oud, reisde als ouder zusje samen met Salomé, onder de hoede van de familie Latuny, naar NL. “Salomé en ik heten Kipuw, maar omdat we onder hoede van de fam. Latuny reisden stonden we als Latuny vermeld op de passagierslijst van de Groote Beer. Salomé is eenmaal hersteld van de waterpokken in Port Said op de Fairsea gestapt.”

Na aankomst in NL ging Salomé bij haar zus Magda en de familie Latuny wonen in woonoord Genapium bij Gennep. “Salomé is in 1961 echter overleden aan de gevolgen van zware brandwonden. Een oliekachel viel om en vatte vlam”, zegt tante Magda Latuny. “ik heb gelukkig nog wel een foto van Salomé in mijn fotoalbum.”

Om verder te lezen:

Mijn naam is Asturias

Op woensdag 16 mei 1951 meerde het Britse schip Asturias rond 5 uur af aan de Javakade in de haven van Amsterdam. Ontscheping vond plaats de volgende morgen. Het was het 9e transport van ruim 1700 Molukse ex-KNIL militairen met hun gezinnen. Aan boord ruim 750 kinderen onder de 12 jaar en ook vele zwangere moeders. Zover bekend zijn 45 kinderen geboren tijdens de overtocht. Velen kregen de naam Asturias.

De Asturias vertrok op 23 april uit Tanjung Priok met 150 gezinnen afkomstig van de kampementen van Jakarta en Cimahi bij Bandung. Een dag later stapten nog eens 240 gezinnen aan boord in Semarang. Vier compagnieën uit Semarang en één die eerder gelegerd was in Surabaya.

Tijdens de reis stierven 2 baby’s kort na hun geboorte. Ook ibu Tauran, moeder van 11 kinderen waarvan 3 kinderen achtergebleven waren op Ambon, kwam kort voor aankomst in NL te overlijden. De drie kregen een zeemansgraf.

45 kinderen geboren
Op de passagierslijst die gepubliceerd is door het Nationaal Archief Den Haag, zouden maar 7 kinderen geboren zijn aan boord van de Asturias. Vier meisjes: A. Roemloes, S. Sahureka, R.M. Selanno en H.R.A. Turumena. En 3 jongetjes: Asturias Ohorella, G.A. Rering en M.A. Sahureka.

Dat aantal is niet correct. De Molukse botenspecialist Jim Worung noemde in 2011 in een artikel in het Molukse tijdschrift Marinjo de geboorte van 45 baby’s op de Asturias. Onder die 45 een tweeling.

De tweeling Aden en Asturias geboren bij Aden.
Bron: Het Parool 17 mei 1951

Asturias is de naam
Ik noem er een paar die mij bekend zijn: de reeds genoemde Asturias Ohorella uit Waalwijk, Bram Asturias Saya uit Deventer, Martina Josina Asturias Pattinama uit Sittard, Frans Asturias Latupeirissa uit Deventer en Marthin Asturias Malawauw uit Leerdam.

Marthin Asturias Malawauw
Soldaat 1e klasse Falikis Malawauw (geb. 1914) was met echtgenote Wilhelmina Malawauw – Mual (geb. 1922) en hun 2 jonge zonen Pelpinus en Joop in Semarang op de boot gestapt. De familie kwam uit Surabaya waar vader Falikis eerder gelegerd was. Op 26 april 1951 werd hun derde zoon geboren toen de Asturias op 1700 mijl ten zuidoosten van Colombo (Sri Lanka) voer. Hij kreeg de naam Marthin Asturias Malawauw, afgekort tot Yas.

Na ontscheping in Amsterdam vond de familie huisvesting in kamp Vught. Met een korte onderbreking in kamp Conrad in Rouveen, verbleef de familie vanaf 1954 weer in kamp Vught. Bung Yas woont nu in Leerdam, is een trotse opa en … fervent aanhanger van Feijenoord!

Klas 1 Kampschool Lunetten Vught, schooljaar 1957/1958.
Helemaal rechts vooraan Marthin Asturias Malawauw. (Foto: MHM/coll. P.G. Lanting)

Frans Asturias Latupeirissa
Het echtpaar soldaat 1e klasse J.P. Latupeirissa (geb. 1927) en Wilhelmina Latupeirissa-Saptenno waren in Semarang aan boord gegaan. Op 26 april werd hun eerste zoon geboren met de namen Frans Asturias. En zoals alle baby’s geboren op het Britse schip Asturias kreeg Frans een engels geboortecertificaat en was hij gerechtigd voor de aanvraag van de Britse nationaliteit.

Geboorte certificaat Frans Asturias Latupeirissa, geboren op 26 april om 18.20 uur

De familie kwam te wonen in woonoord Utrechtsestraatweg in Woerden. Daar werden overigens veel gezinnen van de Asturias geplaatst waarvan de vrouw net bevallen was of binnenkort zou moeten bevallen. In 1953 verhuisde de familie voor een korte tijd naar kamp Rijckholt bij Eysden om vervolgens in 1954 in kamp de Haar in Randwijk te gaan wonen.

Frans Asturias samen met jonger broertje Tjada en zus Jet in kamp “de Haar” Randwijk,
omstreeks 1958. (Foto: collectie F. Latupeirissa, Deventer)

Frans kreeg 5 broers en een zus. De familie ging in de jaren ’60 wonen in de Molukse wijk van Vaassen. Zoals zoveel Molukse jongeren ging Frans naar de sociale academie. Bung Frans woont nu in Deventer en is nog erg actief in het (Moluks) maatschappelijk leven.

Oproep: het Moluks Historisch Museum vraagt zich af welke kinderen allemaal de naam Asturias hebben gekregen. Geef het ons door!

De coverfoto toont kleine Frans Latupeirissa met zijn moeder in kamp Utrechtsestraatweg in Woerden. ca. 1952-1953. (Fotocollectie: F. Latupeirissa)

Om verder te lezen: