Nieuwe historische bril laat slavernij in Azië zien
Column door prof.dr. Fridus Steijlen
Eind september werd het boek ‘De slavernij in Oost en West; Het Amsterdam onderzoek’ gepresenteerd. Drie dagen later gevolgd door kleinschalige seminars over de thematiek op verschillende plaatsen in de stad. Dat laatste uiteraard vanwege de corona-maatregelen. ‘De slavernij in Oost en West’ is een bijzonder boek. Het is een state of the art, zoals men dat wel noemt, een weergave van wat al bekend is. Eenenveertig schrijven in het boek over uiteenlopende zaken met betrekking tot Amsterdam en slavernij.
Het boek
De aanleiding voor het boek is de wens van het gemeentebestuur om namens het stadsbestuur excuses te maken voor de rol van Amsterdam in de slavernij. Maar, zo was de redenatie, dan moest men wel weten waarvoor excuses gemaakt moesten worden. Nieuw onderzoek zat er vanwege de tijd – een klein jaar – niet in. Dus werd het een overzicht met meer dan 40 bijdragen over de vervlechting van Amsterdam en haar stadsbestuur in de slavernij. Het gaat over de rol van het stadsbestuur en de stadsbestuurders, over wat de bevolking ervan mee kreeg en hoe die ook te maken hadden met producten die met slavernij waren gemaakt, maar het gaat ook over hoe dat verleden nog steeds doorwerkt in het heden.
Je gaat zien hoe sterk slavernij verweven was en soms nog is, in de haarvaten van de samenleving.
Ik had de eer om zitting te nemen in de wetenschappelijke begeleidingscommissie. Je kijkt dan mee in de keuken en kan zien hoe de auteurs en redactie (ook beeld redactie) keihard werken om een kwalitatief gedegen eindproduct te leveren. Maar je mag dan ook eerder dan anderen ‘proeven’ van dat eindproduct, want je wordt geacht mee te lezen.
Eerlijk gezegd twijfelde ik even toen ik begon aan de ruim veertig korte hoofdstukken. Kleine stukjes geschiedenis over veel verschillende dingen. Maar hoe meer ik ‘proefde’ en las kwam het manuscript steeds harder binnen. Het was alsof je een duizend-stukjes-puzzel legt en naarmate meer stukjes op tafel liggen ontrafeld zich het totaal. En dat was ongelooflijk. Je gaat zien hoe sterk slavernij verweven was en soms nog is, in de haarvaten van de samenleving. De beurtschippers die vanuit Amsterdam suiker of specerijen naar het achterland vervoerden leefden ook van de goederen geproduceerd door tot slaaf gemaakten. Tegenwoordig hechten we aan een keten-verantwoordelijkheid, dat wil zeggen dat winkels moeten kunnen garanderen dat hun producten niet zijn gemaakt door kinderarbeid of slavenarbeid. Keten-verantwoordelijkheid is van nu en zeker niet van toen. Maar je gaat je ook realiseren dat de aandacht die altijd uitging naar de trans-Atlantische slavenhandel en uitbuiting op de plantages, hoe terecht ook, je zicht belemmerde. Want ook in wat zo Nederlands ‘de Oost’ heet was wel degelijk sprake van slavernij.
Wat leerde je?
In de dagen voor de boekpresentatie vroeg een Molukse vriend mij wat ik van het manuscript had geleerd. ‘Veel’ vertelde ik hem, maar een ding in het bijzonder. Dat is dat we een nieuwe bril nodig hebben om naar de koloniale geschiedenis in Azië, in Indonesië en in de Molukken te kijken.
Eigenlijk hebben we lang in eufemistische woorden over vormen van slavernij en dwangarbeid gesproken en geschreven. Als we het over de perken op Banda hadden, na de moordpartij door JP Coen in 1621 hadden we het wel over de tot slaaf gemaakten die men kreeg om de perken te bewerken, maar we spraken niet echt over de perkeniers die ook slachtoffer waren van dwangarbeid. We spraken over een ‘monopolie’ op de specerijenhandel, wat klinkt als een economisch mechanisme, maar in feite werden Molukse boeren gedwongen te werken voor een prijs die de VOC hen oplegde. Ook dat is een vorm van gedwongen arbeid. In de latere koloniale periodes hebben we het over herendiensten als een vorm van belasting, maar dan hebben we het toch eigenlijk ook over gedwongen arbeid en ontneming van vrijheid door een vreemde overheerser. En wat te denken van de vrouwen die als nyai als eigendom door koloniale heren werden behandeld. Gelukkig wordt daar de laatste tijd over geschreven, maar te lang was dat een ‘gegeven. Ook ontheemding kwam stelselmatig voor in Azië. Ook daar werden tot slaaf gemaakten van de ene plek naar de andere gebracht en verhandeld. Die handel was minder een ‘specifieke economische activiteit’ van de Verenigde Oost Indische Compagnie, zoals die dat wel was van de West Indische Compagnie. Daardoor stond het minder op de voorgrond, maar het gebeurde wel.
Wat ik geleerd heb, vatte ik samen, is dat we een nieuwe bril voor de koloniale geschiedenis in Azië nodig hebben. Eentje die beter zicht geeft op de gedwongen arbeid en de slavernij. Niet om een wedloop in slavernij tussen ‘de Oost’ en ‘de West’ te beginnen. De impact van de trans-Atlantische slavernij is nog altijd zeer voelbaar, die in Azië ook. Maar we hebben het te lang eufemistisch weggemoffeld in economisch jargon. Het is belangrijk om het te gaan zien en te benoemen. Dan kunnen we de verschillen en overeenkomsten ontdekken en stappen maken.
Het moment
Dat waren mijn lessen vertelde ik mijn vriend. En toen kwamen de presentatie en de seminars, met veel aandacht in de media. Ik realiseerde me toen dat het gemeentebestuur van Amsterdam, vermoedelijk zonder vooropgezet plan, een momentum had gecreëerd. Ze hadden excuses kunnen aanbieden en dan hadden we wat kunnen discussiëren over die excuses. Nu ontstond een moment voorafgaande aan die excuses waar de bestaande kennis over het slavernij verleden van Nederland en in het bijzonder die van Amsterdam samengebald in de spotlights stond. Daarin werd gesproken over slavernij wereldwijd en dus ook in ‘de Oost’, daar werd gesproken over Banda als een van de eerste plaatsen waar Nederlanders stelselmatig tot slaaf gemaakten hadden gebruikt. En heel Nederland was er getuige van.
Dit is het moment om een nieuwe historische bril op te zetten en opnieuw te kijken naar het kolonialisme in relatie en slavernij in Azië.