Skip to main content

Auteur: admin

Het Molukse verhaal ophangen aan foto’s

Het Molukse verhaal opgehangen aan foto’s

GESCHREVEN DOOR PROF. DR. FRIDUS STEIJLEN OP . GEPOST IN NIEUWS

‘Een foto zegt meer dan duizend woorden’, wordt wel eens gezegd. Ik vraag me af of dat wel zo is. Het hangt ervan af wat iemand in een foto ziet of wil zien. Het hangt af van wat iemand graag wil horen, welk verhaal iemand wil vertellen. Dit soort overwegingen hield ik afgelopen 15 januari de aanwezigen op het Sophiahof voor. We waren bij elkaar vanwege de verkiezing van 25 foto’s die een beeld moeten geven van Nederlands Indië, Suriname en de Caraïbische eilanden tijdens de tweede wereldoorlog en kort daarna.

Dat was in het kader van het project ‘De tweede wereldoorlog in honderd foto’s, geïnitieerd door het NIOD (Nederlands Instituut voor oorlogs-, holocaust – en genocidestudies). Daarvoor koos in elke provincie – twaalf en de zogenaamde overzeese gebiedsdelen – een commissie 50 foto’s. Waarvan het publiek er weer 25 kon kiezen. En op 30 maart zullen uit alle foto’s 100 worden uitgekozen voor een tentoonstelling in de Tweede Kamer. De eerste selectie van 50 foto’s per provincie zullen worden gebruikt voor pop-up tentoonstellingen.

Molukse ex-KNIL-militairen uit woonoord Vossenbosch in training voor de wandelmars van Nijmegen. V.l.n.r.: A. Tuasela, H. Piris, J. Tuasela, S.A. Uneputty, F.J. Salakory, onbekend, A. Sahusilawane, F. Pattiasina (voor), P. Maulany (achter), M. Patty, W.D. Sipahelut, A. de Kock (achter), A. Latumahina (donkere baret, vooraan), D. Pattiasina (gedeeltelijk achter de vlag), onbekend (geheel achter de vlag).

Voor de selectie van de 50 foto’s uit de ‘overzeese gebiedsdelen’ putte we uit verschillende collecties, uiteraard ook die van het Moluks Historisch Museum. Het bijzondere van die laatste collectie is dat er foto’s in zitten die je elders niet vind, ook over de periode 1940-1949. Dat komt omdat ze via Molukkers in de archieven terecht zijn gekomen. Molukkers kwamen op andere plaatsen en vonden andere dingen belangrijke om vast te leggen of om als herinnering te bewaren.

Een van de foto’s die we uitkozen laat een groep mannen met bloot bovenlijf zien, die bezig zijn met sportles. De foto was genomen in Ambon en stamt uit 1945. Die plaats en tijd zijn bijzonder. Het is een foto van de training van KNIL militairen die na de capitulatie van Japan op de Molukken werden gerekruteerd. Vlak na die capitulatie was Nederland al weer terug in de Molukken en kon beginnen met de her-organisatie van het KNIL. Dat is een ander verhaal dan die foto’s uit andere delen van Indonesië vertellen waar Nederland nog wilde proberen haar koloniale gezag te herstellen. Die ene foto van sportende KNIL militairen, vertelt ons het verhaal van verschillende situaties in de uitgestrekte Indonesische archipel. Verschillen waardoor vanaf augustus 1945 Molukkers makkelijke voor het KNIL konden worden gerekruteerd dan bevolkingsgroepen op andere eilanden. Tegen de achtergrond van de actuele discussies over de dekolonisatie is dat een belangrijk verhaal.

Coos Ayal met 10 van de 17 overlevenden van de verzetsgroep op Nieuw-Guinea. De foto is genomen in Camp Wacol, Australië. V.l.n.r. Nuhuwae, Sagrang, Soeha, De Mey, Kokkeling, De Kock, Beaufort, Jaquard, Attinger en Sandiman.

Helaas, vind ik, heeft de foto de volgende ronde niet gehaald en zit hij niet in de selectie van 25 foto’s. Een foto van het Moluks Historisch Musem die wel in de volgende ronde is gekomen is die van Coosje Ayal, poserend met tien van de overlevenden van de verzetsgroep op Nieuw Guinea waar zij onderdeel van was. Ook dat is een belangrijk verhaal. Maar ook voor deze foto geldt dat je alleen het verhaal goed kan vertellen als je weet wat er op de foto staat. En je moet uiteraard het verhaal van Coosje en deze verzetsgroep willen vertellen, het verhaal belangrijk vinden.

Een foto vertelt volgens mij niet meer dan duizend woorden. Woorden zijn belangrijk om te weten wat je op de foto ziet. De foto is belangrijk om de woorden diepgang te geven. Het verhaal van Coosje krijgt diepgang als je haar als enige vrouw tussen de tien mannen ziet staan. Het verhaal over de rekrutering voor het KNIL direct na de Japanse capitulatie krijgt gezicht als je de Molukse militairen ziet sporten en je je beseft dat een aantal van hen in 1951 mogelijk naar Nederland is gebracht.

Deze foto’s in de collectie van het Moluks Historisch Museum moeten we koesteren, samen met de verhalen en we moeten zorgen dat die een weg blijven naar een breder publiek. Zoals ze nu in het project ‘De Tweede Wereldoorlog in honderd foto’s’ kleine haakje vormen om het Molukse verhaal aan op te hangen.

Laatste berichten

Zoek zelf naar beeldmateriaal

Bezoek ‘Vechten voor vrijheid. De vele gezichten van verzet’

Observaties op Ambon

Observaties op Ambon

GESCHREVEN DOOR PROF. DR. FRIDUS STEIJLEN OP . GEPOST IN NIEUWS

Op weg van het vliegveld naar het hotel vertelde de chauffeur dat het hotel de laatste tijd heel vol zit. Vooral met Molukkers uit Nederland, ‘Maluku-Belanda’. Meestal komen ze vanaf begin oktober en dat blijft zo tot in januari, daarna wordt het minder. Het is een soort seizoen Maluku-Belanda. “En dit jaar zijn er meer dan vorig jaar”, zei hij. Een vriend die op Ambon hotelmanager is bevestigt het: dit jaar zijn er meer Molukkers uit Nederland dan in andere jaren. De bezetting van het hotel liegt er inderdaad niet om. 

Twee jaar geleden logeerde ik hier voor het eerst. Het hotel was toen net open en er zaten weinig Molukse Nederlanders. Toen kwamen de meeste mensen uit de stad om in het restaurant op de hoogste verdieping van het hotel, de nieuwe locatie met uitzicht op Karang Panjang en het beeld van Martha Christina Tiahahu, te verkennen. Nu bestaat de overgrote meerderheid uit Molukse Nederlanders en hun gezinnen. Bij mijn eerste ontbijt loop ik al twee net gearriveerde kameraden uit Amsterdam tegen het lijf. En er zijn er meer, blijkt in de loop van de dagen. Het was me ook al opgevallen dat het hotel tegenwoordig aangeeft dat er ook Nederlands gesproken wordt.

Overdag lijkt het restaurant op sommige momenten op een kantoor met flexplekken. Aan de tafeltjes zitten verspreid Molukkers uit Nederland met gasten te praten. Als de gast of gasten vertrekken dan verzitten ze even, kijken op hun telefoons of relaxen even. Dan komen er weer nieuwe gasten, er worden handen geschud, omhelst en weer plaatsgenomen. Worden er weer kopjes koffie, thee, of juice en eventueel een schaaltje pisang goreng besteld. Dan beginnen de gesprekken weer. Sommigen heb het vooral over hoe het met de familie gaat, wie is overleden en wie getrouwd is en hoe de nieuwe baby heet. Anderen zijn bezig om informatie over de familiegeschiedenis te verzamelen, of over de geschiedenis van het dorp. Op sommige tafels worden ook cadeautjes uitgewisseld. 
Naast mij schuift iemand zijn zonnebril naar een familielid. Zijn Nederlandse partner pakt haar zonnebril, haalt hem uit het Ray-Ban etui en overhandigt het etui om de nieuwe aanwinst in te doen.

De aardbeving van september is niet dé reden waarom zoveel Molukse-Nederlanders nu in Maluku zijn. Het helpt wel. De aardbeving brengt Molukkers uit Nederland dichterbij Molukkers in de Molukken. Mensen die toevallig aanwezig waren toen de aardbeving plaatsvond zetten allerlei projecten op. Ik hoor van een jonge derde generatie vrouw die spontaan een crowd funding voor haar dorp begint. Binnen no time heeft ze 6.500 euro bij elkaar. Te weinig, want in het dorp van haar vader, waar de mensen de bergen in zijn gevlucht, is de gezondheid in gevaar. Anderen steunen bij het verspreiden van hulp die vanuit Nederland wordt aangevoerd. 

Natuurlijk zijn er meningsverschillen over wat wijs is en wie te vertrouwen. Kun je het beste hulp via gevestigde organisaties zoals TitanE geven of beter via individuen? De reactie op deze ramp is niet anders dan anders: privé-initiatieven bekritiseren de bestaande organisaties, niemand weer eigenlijk wat het beste is. Er is discussie over wat moet gebeuren: noodhulp of helpen de infrastructuur te herstellen? En waar moet je die dan herstellen? Inwoners van sommige dorpen zijn zo bang voor nieuwe bevingen en mogelijk daarna een tsunami, dat ze liever een nieuw dorp in de bergen bouwen. In Passo slapen mensen liever buiten in tentjes in de middenberm van de hoger gelegen doorgaande weg. Wat wel of niet zinvol is, is moeilijk te zeggen als je de situatie ter plekke niet hebt gezien en van de mensen hebt gehoord wat hun ervaring is. 

Als ik door Waai en Liang rij raak ik onder de indruk van de ravage. Waai is stil, een verlaten dorp waar normaal mensen, honden, katten en kippen moeten lopen. Ik zie nu alleen hier en daar wat inwoners, voornamelijk mannen. Liang heeft ook grote klappen gekregen. Een jongetje nodigt ons uit om in zijn huis een van de slaapkamers te bekijken Daar kwam na de beving een hele dag rook en modder tussen de vloertegels naar boven. Aangekoekte modder op de grond en verschoven tegels zijn de stille getuigen van deze angstdroom. Een buurman haalt ons uit het huis, je weet nooit wat er kan gebeuren. Misschien is er een groot gat onder de vloer van de kamer ontstaan, zoals aan de andere kant van de weg. 

Achterop de motor brengt een andere buurman me naar de berg boven Liang, waar de mensen naar toe zijn gevlucht. Het lijkt een dorp van drie kilometer lang, allemaal blauwe tenten, een tijdelijke school, een moskee, toiletten. De bus van Ambon naar Liang heeft hier ook zijn eindhalte. Alsof er gewoon wat omleidingen in de route zijn gemaakt. De mensen zijn nog bang en hebben trauma’s, vertelt de buurman die me rondrijdt. De mensen vertrouwen het water niet dat ze van de overheid geleverd krijgen en gebruiken het alleen om te wassen. Van wie komt de hulp, vraag ik, als ik een spandoek van de NU, Nahdlatul Ulama, een islamitische organisatie, zie. Van wel zeven organisaties, zegt hij. Niet uit Nederland? Nee, zover hij weet niet. Misschien wonen er minder mensen uit Liang in Nederland, denkt hij. Zijn grootvader was met het KNIL naar Nederland gegaan maar al in 1960 naar de Molukken teruggekeerd.

In tijden van een ramp komt de relatie tussen Maluku en Molukkers in Nederland weer even onder hoogspanning te staan. Zowel in positieve als negatieve zin. Negatief vanwege het onderlinge gekissebis. Positief vanwege de concrete hulp die men kan bieden en de mogelijkheid om vanuit Nederland de mensen op de Molukken bij te staan. Onwillekeurig moet ik de laatste tijd af en toe terugdenken aan de kerusuhan tussen 1999 en 2003. Toen was er dezelfde hoogspanning in de relatie. Groot verschil is dat er dit keer minder onmacht is. Hoe hulp te geven bij een natuurramp ligt meer voor de hand dan bij een conflict.

Foto’s: Fridus Steijlen

 

Laatste berichten

Zoek zelf naar beeldmateriaal

Bezoek ‘Vechten voor vrijheid. De vele gezichten van verzet’

Willy Nanlohy vs JP Coen

Deze column verscheen in de MHM nieuwsbrief van juni 2015.

In mei verscheen de biografie ‘Jan Pieterszoon Coen, 1587-1629 Koopman-Koning in Azië’ van de historicus Jur van Goor. Ik heb het boek nog niet gelezen, maar volgens een interview in dagblad Trouw van 23 mei, stelt de historicus de slechte reputatie van de VOC-commandant bij. Coen zou, volgens Van Goor, een man zijn geweest die overwogen beslissingen nam op basis van het toen geldende recht. De terechtstelling van veertig tot vijftig leiders van de Banda-eilanden, een van de gruwelijkste daden die Coen gebruikte om het handelsmonopolie over de nootmuskaat te verkrijgen, kwam volgens Van Goor omdat deze mensen in Coens ogen hun woord hadden gegeven en verraad hadden gepleegd. En daar stond de doodstraf op.

Tja, maar waarom kon de heer Coen, zo’n 12.500 kilometer verwijderd van zijn geboorteplaats Hoorn, zijn gevoel van rechtvaardigheid opleggen aan anderen?

Tja, maar waarom kon (en mocht) de heer Coen, zo’n 12.500 kilometer verwijderd van zijn geboorteplaats Hoorn, zijn gevoel van rechtvaardigheid opleggen aan anderen? Dankzij zijn ‘daadkracht’ in Banda zijn Molukkers en de Molukken blijvend verbonden met discussies over het handelen van J.P. Coen, over zijn standbeeld op de Rode Steen in Hoorn en als er iets over Coen wordt georganiseerd. En uiteraard zullen Molukkers dan een kritische noot laten klinken. De creatiefste kritische noot die ik mij herinner was die van de Molukse kunstenaar Willy Nanlohy in 1987. Het Westfries Museum in Hoorn herdacht in dat jaar, vier eeuwen na Coens geboortejaar, de beroemde plaatsgenoot met de tentoonstelling ‘J.P. Coen, daden en dagen in dienst van de VOC’. Ruud Spruyt, de toenmalige directeur, wilde daar graag Molukkers bij betrekken. In de kelders onderin het museum was ruimte voor ‘Molukse tekens’, een tentoonstelling van Willy’s beelden. En er waren meerdere Molukse artiesten uitgenodigd voor de opening in de Oosterkerk van Hoorn, in aanwezigheid van Prins Claus.

Prins Claus nam het zwartboek kalm in ontvangst

Rouwdoeken

Toen Willy bezig was zijn beelden te installeren en even boven ging kijken naar de nieuw ingerichte tentoonstelling schrok hij zich lam. Wat hij zag was een en al bejubeling van de man die zo had huisgehouden op Banda. Willy kon zich niet meer zomaar terugtrekken en bedekte zijn beelden met zwarte kleden, als teken van rouw. Ook bedacht hij iets voor de opening, waarin hij mij en enkele Molukse vrienden betrok. Via via hoorden wij dat uit verschillende delen van het land Molukkers naar Hoorn zouden komen om de opening te verstoren. Om te voorkomen dat daardoor Willy’s actie zou mislukken, probeerden we heftige protesten te voorkomen. Op de dag van de opening, 19 mei 1987, verscheen Willy in de Oosterkerk in Tjakalele outfit. De tweede stoel die voor zijn partner op de eerste rij gereserveerd was hield hij vrij voor de geest van zijn grootvader. Toen het programma goed en wel op gang was gekomen, tijdens het optreden van een Molukse band, stond Willy op en liep naar Prins Claus om hem een zwartboek over de Molukse geschiedenis te overhandigen. Claus nam het zwartboek kalm in ontvangst. Waarna een aantal mensen, die met vervalste kaartjes waren binnengekomen, opstonden om pamfletten over Willy’s actie uit te delen. In tegenstelling tot Claus reageerden andere aanwezigen behoorlijk verhit. De Molukse band, wiens optreden door Willy was verstoord, was pissig omdat ze niet van te voren was geïnformeerd. Maar vooral meneer Spruyt was enorm boos. Naar verluid zegde hij direct zijn (gratis) abonnement op Marinjo op. Terwijl het arme Inspraakorgaan Welzijn Molukkers, dat indertijd Marinjo uitgaf, er niets mee te maken had en niets wist van Willy’s plannen.

Maar vooral meneer Spruyt was enorm boos. Naar verluid zegde hij direct zijn (gratis) abonnement op Marinjo op.

Willy’s actie was een schreeuw van protest tegen de bejubeling van meneer Coen en een roep om ook aandacht te besteden aan de Molukse visie op de geschiedenis. Het tentoonstellingspubliek zal daar toen weinig van hebben meegekregen. Directeur Spruyt had Willy’s beelden immers van hun rouwkleden ontdaan. De persfoto van de overhandiging van het zwartboek haalde later nog wel een (Kleio) geschiedenisboekje als illustratie voor hoe op verschillende manieren naar de VOC-geschiedenis gekeken werd. Daar was Willy’s actie teruggebracht tot een nuancerende noot in een geschiedenisles.

Tjakalele bij volle maan

In kleine kring klonk ruim een jaar later nog één keer, bijna letterlijk, een echo van Willy’s protest. Op de avond van de laatste volle maan in december 1988 toog Willy met een groepje vrienden naar het Molukse woonoord Lunetten in Vught. Op de plek waar hij geboren was zou hij het hele gebeuren symbolisch beëindigen. Hij had de rouwkleden bij zich om ze te verbranden en in rook te laten vervliegen. Klokke 12 uur, middernacht, klonk daar op het centrale veld het geluid van enkele tifa’s. In het maanlicht dat af en toe tussen de wolken glipte en in de flakkerende schijn van de brandende doeken in een oliedrum tussen de tifaspelers, zag men Willy een Tjakalele opvoeren. Geen ingestudeerde passen of bewegingen, maar een echt schijngevecht met de geesten die de Molukse geschiedenis hadden bezoedeld. Het geruis van zijn dansende blote voeten op het gras en het zwiepen van zijn parang door de lucht, was te horen tussen de tifaslagen die werden weerkaatst door de muren van de barakken. Het was voor mij als de echo van een gevecht dat ooit in Banda was begonnen.

*Coverfoto uit de Marinjo nr 7, 1987

Lees ook Black Live Matters en Moluks antiracisme